Woordvolgorde in de Nederlandse zin

Eerst even herhalen:


 hoofdletters
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Eerst even herhalen:


 hoofdletters

Slide 1 - Diapositive

met hoofdletter
zonder hoofdletter
utrecht
trude
mbo
nederlands
zomer
september

Slide 2 - Question de remorquage

met hoofdletter
zonder hoofdletter
ahmed
noordoost
maandag
engels
paasvakantie
februari

Slide 3 - Question de remorquage

Woordvolgorde in de zin

Slide 4 - Diapositive

In deze les 


Leer je / herhaal je de volgorde van woorden in een Nederlandse zin (hoofdzin)

Slide 5 - Diapositive

Wat is de goede woordvolgorde in een normale zin?
leren
1
2
3
4
Nederlands
Zij
wil

Slide 6 - Question de remorquage

Gewone volgorde in een hoofdzin:
Onderwerp persoonsvorm iets anders  (OPA)

Jan  loopt naar school
Ik werk elke dag

Slide 7 - Diapositive

De woordvolgorde van de rest van de zin.

De woordvolgorde in de rest van de zin.

Het meeste gebruik je:
tijd - manier - plaats.


Ik ben gisteren met de auto naar huis gereden.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Wat is de goede woordvolgorde in een normale zin?
op de fiets 
1
2
3
4
elke dag 
Ahned
gaat
naar school

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Vidéo

Zin met inversie = tijd vooraan (apo)
Als de zin met iets anders dan het onderwerp begint, bijvoorbeeld de tijd of de plaats:
Anders persoonsvorm onderwerp

Morgen ga ik voetballen.
Om vijf uur kom ik.

Slide 12 - Diapositive

Wat is de goede woordvolgorde als de zin met elke dag  begint? 
op de fiets 
1
2
3
4
elke dag 
Ahned
gaat
naar school

Slide 13 - Question de remorquage

In welke zin is de volgorde goed?
A
Ik morgen ga naar huis
B
Ik ga morgen naar huis
C
Morgen ik ga naar huis
D
Naar huis ik ga morgen

Slide 14 - Quiz

In welke zin is de volgorde NIET goed
A
Gisteren fietste ik met mijn broer
B
Gisteren ik fietste met mijn broer
C
Ik fietste gisteren met mijn broer
D
Met mijn broer fietste ik gisteren

Slide 15 - Quiz

Zin met gewone volgorde
Zin met inversie = 
tijd vooraan
Gisteren ben ik gevallen
Ik hou van pannenkoeken
Patat vind ik niet lekker.
Jan en Piet voetballen samen
Over een week begint de vakantie

Slide 16 - Question de remorquage

Maak zelf een zin: een zin met inversie (tijd vooraan)
de volgende woorden:

liep / ik / gisteren / naar / de stad

Slide 17 - Question ouverte

Heeft deze zin wel of geen inversie?

Volgende week hebben we vakantie
A
wel inversie
B
geen inversie

Slide 18 - Quiz

Maak zelf een goede zin met de volgende woorden:
wij / naar school / elke dag / gaan / met de bus

Slide 19 - Question ouverte

Goede zinnen
Wij gaan elke dag met de bus naar school.

Elke dag gaan wij met de bus naar school.
Met de bus gaan wij elke dag naar school.
Naar school gaan wij elke dag met de bus.

Gaan wij elke dag met de bus naar school?

Slide 20 - Diapositive

Vond je deze les over woordvolgorde leerzaam?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage

Extra:
woordvolgorde in een samengestelde zin.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Welke zin is NIET goed
A
Ik voetbal en ik tennis.
B
Ik voetbal, maar tennis ik niet.
C
Ik voetbal, maar ik tennis niet.
D
Ik voetbal of ik tennis

Slide 24 - Quiz

Sleep de zinsdelen naar de goede plaats.
Een bijzin is goed, als...
zet
je
aan het eind
het werkwoord

Slide 25 - Question de remorquage