H4 woordenschat

H4
Woordenschat
een tegenstelling zoeken
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H4
Woordenschat
een tegenstelling zoeken

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Voorkennis
  • theorie
  • vragen
  • woordspelletje
  • Opdrachten maken

Slide 2 - Diapositive

Geef eens een voorbeeld van een tegenstelling.

Slide 3 - Carte mentale

WOORDENSCHAT

een tegenstelling zoeken



Een tegenstelling is het omgekeerde van iets. 

Zo is lekker een tegenstelling van vies. 

Andere tegenstellingen zijn: 
licht – donker, vroeg – laat, hoog – laag.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Wat is het tegenovergestelde van detail?

Juf vertelt tot in detail wat de leerlingen moeten doen, echter luisteren de leerlingen alleen naar de grote lijn.
A
luisteren
B
de grote lijn
C
moeten doen
D
alleen

Slide 6 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van nauwkeurig?

Maureen werkt erg nauwkeurig. Marcel daarentegen werkt erg slordig.
A
slordig
B
daarentegen
C
werkt
D
erg

Slide 7 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van prijzig?

De hotels aan het strand zijn prijzig, maar aan de drukke autoweg zijn ze goedkoop.
A
drukke
B
strand
C
autoweg
D
goedkoop

Slide 8 - Quiz

WOORDENSCHAT

een tegenstelling zoeken



In teksten kun je een tegenstelling herkennen door 
op signaalwoorden te letten, zoals
maar, toch, hoewel, echter.

Bijvoorbeeld:
- Zijn antwoord is niet dom, maar juist slim.
- Hoewel de man moedig leek, was hij laf.

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld
Merel is corpulent, maar Roos is slank. 
  • Wat betekent corpulent? 
  • Het signaalwoord maar geeft een tegenstelling aan. 
  • Slank is dus het tegenovergestelde van corpulent.
  • Corpulent = dik

Slide 10 - Diapositive

Evy houdt niet van buiten spelen, maar wel van binnen spelen.
Noteer het signaalwoord voor tegenstelling.

Slide 11 - Question ouverte

Viv koopt meestal een klein ijsje, toch heeft ze nu een groot ijsje gekocht.
Noteer het signaalwoord voor tegenstelling.

Slide 12 - Question ouverte

Sam slaapt graag op een harde matras, in het hotel had hij echter een zachte.
Noteer het signaalwoord voor tegenstelling.

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive