2HA bloedsomloop les 3

Bloedsomloop
2HA 22/23
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bloedsomloop
2HA 22/23

Slide 1 - Diapositive

Planning
Uitscheiding en immuunsysteem

Slide 2 - Diapositive

Herhaling

Slide 3 - Diapositive

Rood afgebeeld bloed in een tekening is zuurstofrijk bloed
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Welk bestanddeel van het bloed zorgt voor het stollen van het bloed?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 5 - Quiz

Welk bestanddeel van het bloed zorgt ervoor dat er zuurstof wordt vervoerd?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 6 - Quiz

Welk bestanddeel van bloed zorgt voor bescherming tegen ziekteverwekkers?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 7 - Quiz


Welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 8 - Quiz


Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms
D
Ze bevatten alleen heel veel koolstofdioxide

Slide 9 - Quiz

In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
alleen in slagaders

Slide 10 - Quiz

Gaan aderen naar het hart toe of van het hart af?
A
Naar het hart toe
B
Van het hart af

Slide 11 - Quiz

3 type bloedvaten
1 = Slagaders

2 = Haarvaten

3 = Aders

Slide 12 - Diapositive

Bloedvaten
Slagaders: aanvoerende vaten. 
Aders: afvoerende vaten. 
Haarvaten: uitwisseling stoffen tussen weefsel en bloed

Slide 13 - Diapositive

Hart-longen-hart hoort bij?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 14 - Quiz

De bloedsomloop
De weg hoe het bloed door het lichaam stroomt.
  

2 bloedsomlopen:
- Kleine bloedsomloop
- Grote bloedsomloop

Slide 15 - Diapositive

In welk deel van het hart, stroomt zuurstofrijk bloed het hart in?
A
Linkerkamer
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Rechterboezem

Slide 16 - Quiz

Doorsnede van het hart
Het hart is verdeeld in 4 ruimtes:

- rechterboezem
- rechterkamer
- linkerboezem
- linkerkamer

Slide 17 - Diapositive

Leerdoelen
Lesdoel:
  • Je kent de onderdelen van het uitscheidingsstelsel.

Slide 18 - Diapositive

Uitscheidings-
stelsel

functie: afvoeren van overtollig water, zouten en afvalstoffen uit je bloed.

Nieren spelen hierin een grote rol. 

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Immuunsysteem
Reageert op lichaamsvreemde stoffen, bijvoorbeeld bacteriën en virussen. 
Witte bloedcellen ruimen de lichaamsvreemde stoffen op:
- ze 'eten' ze op
- ze maken antistoffen

Slide 21 - Diapositive

Antistoffen
1. Ziekteverwekker komt lichaam binnen
2. Witte bloedcel maakt antistoffen
3. Antistoffen binden zich 
aan de ziekteverwekker
4. Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt

Slide 22 - Diapositive

Soorten immuniteit
Natuurlijke immuniteit  
 - Actief
- Passief
Kunstmatige immuniteit
- Actief
- Passief

Slide 23 - Diapositive

Natuurlijke passieve immuniteit
Natuurlijk: de besmetting met de ziekteverwekkers komt uit de natuur.
Passief: het immuunsysteem van het kind maakt niet zelf antistoffen aan.


Slide 24 - Diapositive

Natuurlijke actieve immuniteit
Natuurlijk: de besmetting met de ziekteverwekkers komt uit de natuur.
Actief: het immuunsysteem is actief aan het werk om zelf antistoffen te maken.

Voorbeeld: Zelf herstellen van de waterpokken, en daar vervolgens immuun voor zijn.

Slide 25 - Diapositive

Kunstmatige passieve immuniteit
Kunstmatig: de arts brengt de antistoffen in door middel van een serum (injectie).
Passief: het immuunsysteem maakt niet zelf antistoffen of geheugencellen aan.

Voorbeeld: Injectie na een beet van een giftige slang.

Slide 26 - Diapositive

Kunstmatige actieve immuniteit
Kunstmatig: de besmetting komt niet vanuit de natuur.
Actief: het immuunsysteem is actief aan het werk om zelf antistoffen te maken.

Voorbeeld: Inenting tegen het coronavirus, waarbij je lichaam antistoffen tegen het virus maakt.

Slide 27 - Diapositive

Wat is actieve immuniteit?
A
Je bent gevaccineerd en hebt antistoffen
B
Je hebt antistoffen van je moeder gekregen
C
Je hebt een serum tegen virussen gekregen.

Slide 28 - Quiz

Kunstmatige immuniteit is
A
Het lichaam werkt zelf zonder hulpmiddelen tegen de ziekteverwekker
B
Je krijgt een vaccin toegediend
C
Immuniteit gaat via moeder op kind
D
Geen van alle antwoorden

Slide 29 - Quiz

Het Covid-19 vaccin zorgt voor immuniteit tegen corona. Wat voor soort immuniteit is dat?
A
Actieve immuniteit
B
Passieve immuniteit

Slide 30 - Quiz

Natuurlijke immuniteit..
A
ontstaat doordat je een vaccinatie hebt gekregen
B
ontstaat doordat je bijvoorbeeld een griepprik hebt gekregen
C
immuniteit die ontstaat doordat je de ziekte doormaakt (ziek bent geweest van een ziekte)
D
is een erfelijke ziekte

Slide 31 - Quiz

Oefenen:

www.biologiepagina.nl


Slide 32 - Diapositive