Het menselijk lichaam

Quiz organen
En vragen over het menselijk lichaam
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieBasisschoolGroep 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Quiz organen
En vragen over het menselijk lichaam

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke kleur ogen zie je het meest in de wereld?
A
blauw
B
bruin
C
grijs
D
groen

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel groeit een nagel per week?
A
0,1 mm
B
0,7 mm
C
1,0 cm
D
1,1 mm

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk orgaan klopt (boem, boem)?
A
Longen
B
Nieren
C
Hart
D
Hersenen

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel liter bloed heeft een mens gemiddeld?
A
2 liter
B
3 liter
C
7 liter
D
5 liter

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaruit bestaan je hersenen vooral?
A
Vet
B
Vocht (water)
C
Zenuwcellen
D
Bloed

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doet je hart?
A
Geeft zuurstof
B
Maakt het bloed schoon
C
Pompt het bloed rond
D
Maakt je beter

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel botten heeft een mens?
A
206
B
500
C
703
D
1000

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar kun je mee ademhalen?
A
Hart
B
Lever
C
Longen
D
Nieren

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel spieren gebruik je bij 1 stap?
A
5 spieren
B
100 spieren
C
200 spieren
D
500 spieren

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel water zit er in een mens?
A
10%
B
25%
C
40%
D
70%

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De nieren maken het bloed schoon. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je maag wordt na het eten 3 keer zo groot. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Waar, het moet het eten kunnen kneden.
Een baby heeft minder botten dan een volwassen mens. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

270 stuks, ze groeien later aan elkaar.
Waarom hebben we nagels?
A
Om de vingers te beschermen.
B
Omdat het mooi is.
C
Om beter te krabben.
D
Het heeft geen reden.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel liter pompt je hart per dag rond in je lichaam (volwassene)?
A
500 liter
B
2000 liter
C
5500 liter
D
7000 liter

Slide 16 - Quiz

Ongeveer 4 tot 5 liter per minuut.
Door het hart doen de andere organen het ook. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom moeten we ademen?
A
Voor de zuurstof
B
Om te leven
C
Zodat het bloed gezond is
D
Allemaal waar

Slide 18 - Quiz

We hebben zuurstof nodig dat in het bloed terecht komt en dat wordt in het lichaam rondgepompt. Geen zuurstof = geen gezond bloed = geen leven.
Hoeveel weegt een nier?
A
120-170 gram
B
150-200 gram
C
100-150 gram
D
200-250 gram

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel cellen zitten er ongeveer in je hersenen?
A
80-100 miljoen
B
100-150 miljoen
C
100-150 miljard
D
80-100 miljard

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel wegen de twee longen samen?
A
2.3 kg
B
1.7 kg
C
3.0 kg
D
0.6 kg

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Allebei de longen zijn even groot. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Links is iets kleiner, zodat er meer ruimte is voor het hart.
In de tong zitten heel veel spieren. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel ribben heeft een volwassene?
A
22 ribben
B
26 ribben
C
24 ribben
D
18 ribben

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De ribben beschermen de organen. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel liter lucht stroomt er per minuut door je longen?
A
4-5 liter
B
2-3 liter
C
6-7 liter
D
8-9 liter

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Video organen
Kijk naar het filmpje. 
Praat er daarna samen over (klassikaal of in groepjes)

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Organen
Je ziet hier een lichaam. Je ziet hoe de verschillende organen er uitzien en waar ze liggen in de romp. Elk orgaan heeft een eigen taak. Bijvoorbeeld:

- Het hart en de bloedvaten: het bloed kan door het 
  lichaam stromen
- De huid: geeft bescherming van het lichaam

Weet jij hoe alle organen heten?

Long
2
hart
3
lever
4
maag
5
dikke darm
6
dunne darm
7
nier
10
Luchtpijp
1
Slokdarm
8
Milt
9
Blaas
11

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Welk orgaan is nummer 5?
A
Luchtpijp
B
Maag
C
Longen
D
Dunne darm

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Welk orgaan is nummer 2?
A
Hart
B
Maag
C
Longen
D
Blaas

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Welk orgaan is nummer 6?
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
Slokdarm
D
Lever

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkblad
Maak nu het werkblad over de functies van organen.
Je mag google translate gebruiken.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions