Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
6.1: Woonplaats en werkplaats
Slide 1 - Diapositive
Tijdvak 4: tijd van steden en staten
Ook wel de Late middeleeuwen (1000-1500)
van landbouw naar landbouwstedelijke samenleving
opkomst handel en steden
Slide 2 - Diapositive
6.1: Woonplaats en werkplaats
In deze paragraaf leer je:
hoe in Europa weer een landbouwstedelijke samenleving ontstond.
hoe de economie zich ontwikkelde
hoe ambachtslieden samenwerkten
hoe handelssteden samenwerkten
kenmerkend aspect: de opkomst van handel en het ontstaan van steden.
Slide 3 - Diapositive
platteland en stad:
voor de tijd van steden en staten:
hofstelsel
landbouwsamenleving: grootste deel van de bevolking was (horige) boer.
Slide 4 - Diapositive
Platteland en stad:
vanaf ongeveer het jaar 1000 veranderen er dingen:
Boeren gaan moerasgebieden droogleggen door sloten te graven. Ook kapten ze bossen. Zo kwam er meer ruimte voor akkers.
Boeren gingen een andere ploeg gebruiken.
gevolg: Grotere oogst, meer voedsel, mensen leven langer, bevolking groeit.
Slide 5 - Diapositive
platteland en stad:
Boeren gaan hun landbouwoverschot verkopen, dit doen ze op markten.
knooppunten van land- en waterwegen.
bij een kasteel of een klooster
Hierdoor groeit de handel.
Slide 6 - Diapositive
platteland en stad:
De groeiende landbouwproductie had ook uitbreiding van de nijverheid tot gevolg. Door de groei van de bevolking kon een deel van de boeren ander werk gaan doen, bijv. een ambachtuitoefenen.
Slide 7 - Diapositive
platteland en stad
handelaren en ambachtslieden gingen steeds vaker bij een markt wonen, zo groeiden marktplaatsen vaak uit tot steden.
Dit noemen we verstedelijking
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
De geldeconomie:
vraag: wat iemand wil kopen.
aanbod: wat iemand wil verkopen.
Door de opkomst van de handel gingen mensen weer geld gebruiken. Elke stad, koning of hertog kon zijn eigen munten slaan. Hierdoor waren er geldwisselaars waar je munten kon ruilen. Ook ontstonden er in deze tijd banken. Je kon geld lenen of bewaren. Over het geleende bedrag betaalde je rente.
Slide 14 - Diapositive
Samenwerking in de nijverheid:
Een ambachtsman mag niet zomaar in een stad gaan wonen en daar produceren en verkopen wat hij wilde. Hij moest daarvoor lid zijn van een gilde.
Gilde: vereniging van mensen met hetzelfde beroep.
Slide 15 - Diapositive
Wat doet een Gilde?
Samenwerken om op te komen voor de belangen van de eigen groep.
bepalen van werktijden.
bepalen van prijzen.
controleren van de kwaliteit van producten.
Beroepsopleiding, je mag pas na een meesterproef zelf een bedrijf starten.
Slide 16 - Diapositive
Wat doet een Gilde?
Zorgen voor bejaarde en zieke leden en voor de weduwen van gestorven meesters.
Organiseren van feesten, kerkelijke bijeenkomsten en begrafenissen.
Slide 17 - Diapositive
Internationale handel
de Hanze: verbond tussen handelssteden aan de Oostzee en Noordzee.
geen tol (wegenbelasting) vragen aan elkaar.
samen strijden tegen vijanden, zoals piraten.
vorsten overhalen tot het beschermen van handelaren en om geen tol te heffen.
Slide 18 - Diapositive
Internationale Handel:
Noord- Europa: bont, vis, graan, textiel (laken) en zout.
Zuid- Europa: wijn, zout, zuidvruchten zoals dadels, parfum en specerijen.