Spelling en grammatica/ Nederlands in het beroep Bijvoeglijk naamwoord

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Bijvoeglijk naamwoord

Aan het einde van deze les

Ken je de regels van het bijvoeglijk naamwoord.

Kun je het bijvoeglijk naamwoord vrijwel altijd juist toepassen.

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak voor een zelfstandig naamwoord.

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in deze zinnen?

Bij personenauto’s en lichte bestelauto’s wordt een zelfdragende carrosserie toegepast.

De losse delen zijn meestal door een schroefverbinding met de vaste delen verbonden. Bij de terreinwagen wordt een apart chassis toegepast.

Door het speciale profiel van de carrosserie worden extra sterke chassisbalken verkregen met een kleine massa.

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in deze zinnen?

Bij personenauto’s en lichte bestelauto’s wordt een zelfdragende carrosserie toegepast.

De losse delen zijn meestal door een schroefverbinding met de vaste delen verbonden. 

Bij de terreinwagen wordt een apart chassis toegepast.

Door het speciale profiel van de carrosserie worden extra sterke chassisbalken verkregen met een kleine massa.

Basisregel

Meestal eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e.

Staat er de, het, dit, die, dat of deze voor het bijvoeglijk naamwoord, dan schrijf je -e.

Bijvoorbeeld:

De mooie fiets

Het knappe meisje

Die blauwe jas

De ... (zwart) auto

Het ... (oud) kentekenbewijs

Uitzondering: een

Staat het woord een voor een bijvoeglijk naamwoord, dan kijk je of het zelfstandig naamwoord een de-woord of een het-woord is.

Is het zelfstandig naamwoord een de-woord, dan schrijf je wel een -e. Is het zelfstandig naamwoord een het-woord, dan schrijf je geen -e.

Bijvoorbeeld

De grote tractor - een grote tractor

De zwarte tas - een zwarte tas

De lelijke hond - een lelijke hond

Het kleine vliegtuig - een klein vliegtuig

Het moeilijke boek - een moeilijk boek

Het zwarte tasje - een zwart tasje

Een ... (oud) kentekenbewijs

Een ... (kapot) remlicht

Uitzondering: stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Als een bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welke stof/materiaal een zelfstandig naamwoord gemaakt is, dan schrijf je -en.

De houten tafel

De metalen fiets

De gouden medaille

Een rieten dak

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Maar als het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord een woord uit een andere taal is, dan schrijf je geen -e of -en.

Bijvoorbeeld:

Een plastic bekertje

De polyester tas

Een acryl kledingstuk

De ... (eik) tafel

De ....(plastic) beker

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Als een voltooid deelwoord eindigt op -d of -t, zet je er een -e achter en schrijf je het zo kort mogelijk.

De trui is gekocht - de gekochte trui

De bloem is gezeefd - de gezeefde bloem

De weg is verbreed - de verbrede weg

Let op als er -dd of -tt nodig is voor de uitspraak:

De plant is verpot - de verpotte plant  

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Als een voltooid deelwoord eindigt op -en, schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord precies hetzelfde.

Het ei is gevallen - het gevallen ei

De race is gelopen - de gelopen race

De ... (openen) kofferbak

De ... (vallen) steeksleutel

Een ... (zilver) schoteltje

De ... (hout) schutting

De ... (officieel) opening

Het ... (loslaten) gereedschap

Afsluiting