Lesson Five Theme 4

Lesson starts at 13:25
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Lesson starts at 13:25

Slide 1 - Diapositive



  • Taking the register (roll call)
  • What do you need?
  • Learning goals
  • Time for answers
  • Grammar Recap



  • Let's get down to work (exercises)
  • Homework

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

iPad      workbook      binder          pen         airpods
                       B                              and pencil

Slide 4 - Diapositive

Vandaag leer je:
  • zeggen dat je het ergens wel of niet eem eens bent
  • vragen naar en geven van informatie
  • vragen en zeggen wat iets kost

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Time for answers
Do:
- Exercise 23-25, page 24+25, Workbook A

Slide 7 - Diapositive

Exercise 23 (page 24)
  1. this
  2. That
  3. these
  4. this
  5. that
  6. these
  7. Those
  8. those
  9. These
  10. this

Slide 8 - Diapositive

Exercise 24 (page 24)
  1. can
  2. can’t
  3. can
  4. can
  5. can’t

Slide 9 - Diapositive

Exercise 25 (page 25)
  • 1 ..., can you book a restaurant for next weekend?
  •   ... can / can't book a restaurant for next weekend.
  •  2 ..., can you walk your dog?
  •   ... can / can't walk her dog.
  •  3 ..., can you buy me some cookies?
  •   ... can / can't buy me some cookies.
  •  4 ..., can you tell a joke?
  •   ... can / can't tell a joke.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Gebiedende wijs

wel doen / niet doen

Slide 12 - Diapositive

Gebiedende wijs
   

  • - Bevel > Come here!
  • - Waarschuwing > Watch out!
  • - Advies > Drink plenty of water.
  • - Verbod > Don't park here.
  • - Instructie > Mix the mayonaise and ketchup together.
Met de 'gebiedende wijs' geef je aan wat iemand wel of niet moet doen.
Bij de gebiedende wijs begint de zin altijd met het werkwoord.

Slide 13 - Diapositive

Gebiedende wijs
Kijk uit!
Watch out!
Drink veel water.
Drink plenty of water.
Open je boek op pagina 28.
Open your book on page 28.
Wacht even!
Wait a minute!
Doe het raam dicht.
Close the window.
Wel doen
Niet te hard praten.
Don't talk too loud.
Kom niet te laat.
Don't be late.
Niet doen!
Don't do that!
Hier niet eten.
Don't eat here.
Verpest het niet.
Don't mess it up.
Niet doen
Bij de gebiedende wijs begint de zin altijd met het werkwoord.

Slide 14 - Diapositive

Gebiedende wijs

Slide 15 - Diapositive

object
pronouns

Slide 16 - Diapositive

Object pronouns
  • Je gebruikt 'object pronouns' niet als onderwerp van de zin, maar als (lijdend of meewerkend) voorwerp
  • Je gebruikt 'object pronouns' als vervanging van personen, dieren of dingen
  • Je gebruikt 'object pronouns' ook na voorzetsels

Slide 17 - Diapositive

Object pronouns
  • We heard mister Sebel sing last week.
  • We heard him sing yesterday.
  • I did my homework yesterday.
  • I did it yesterday.
  • She bought a present for them.
  • Give it back to her.

Slide 18 - Diapositive



Persoonlijke voornaamwoorden
(onderwerp)

I (ik)
you (jij)
he (hij)
she (zij)
it (het)
we (wij)
you (jullie)
they (zij)



Persoonlijke voornaamwoorden
(niet-onderwerp)

me (me)
you (jou)
him (hem)
her (haar)
it (het)
us (ons)
you (jullie)
them (hen)
object pronouns

Slide 19 - Diapositive

demonstrative
pronouns

Slide 20 - Diapositive

Herhalen: this/that/these/those
  • Om iets aan te wijzen gebruik je aanwijzende voornaamwoorden.

  • Het Engels kent er 4:                                         - this        - these                                               - that       - those

Slide 21 - Diapositive

Herhalen: this/that/these/those


  • this > 1 (voorwerp) dichtbij
  • that > 1 (voorwerp) verweg

  • these > 2 of meer (voorwerpen) dichtbij
  • those > 2 of meer (voorwerpen) verweg
Wanneer gebruik je welke?

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Can + infinitive

Slide 24 - Diapositive

Can + infinitive
  • Om aan te geven dat je iets wel of niet kan/kunt doen gebruik je 'can + infinitive' (infinitive = hele w.w.)

  • I can speak 7 languages.
  • They can sing beautifully.
  • She can't help you right now.
  • We can't do our homework today.

Can't 
voluit geschreven = cannot

Slide 25 - Diapositive



   De opdrachten staan klaar in de                LessonUp app

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Lesson 2: Writing
Study: Phrases Writing, page 136, Workbook B

Do: Exercise 26+27, page 25+26, Workbook B

Slide 28 - Diapositive


Answers exercise 26+27

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive

Vocabulary 4.3
 
Engels
Nederlands
Engels
Nederlands
a bit
een beetje
smell
ruiken
add
toevoegen
sweet
zoet
bake
bakken
taste
smaken
burn
verbranden, aanbranden
cooker
fornuis
crisps
chips
cut
snijden
healthy
gezond
heat up
verhitten
honey
honing
nut
noot
salt
zout

Slide 31 - Diapositive

Lesson 3: Listening & Watching
Study: Vocabulary 4.3

Do: Exercise 38, page 32, Workbook B            

Slide 32 - Diapositive


Answers exercise 38

Slide 33 - Question ouverte

sweet
healthy
bake
cut
cooker
salt
smell
crisps
fruits and vegetables
heat up
honey
knife
nose
cake

Slide 34 - Question de remorquage


- Raise your hand in Teams

- Copy your homework

- Wait for your teacher to respond

- Play this game while you wait 


      

Slide 35 - Diapositive

Leren:
- vocab 4.1+4.2, page 134, Workbook B
- vocab 4.3, page 135, Workbook B
- phrases writing, page 136, Workbook B
- gebiedende wijs       
- bezittelijke voornaamwoorden
- object pronouns       
- can + infinitive

Slide 36 - Diapositive

Thanks for your attention

Slide 37 - Diapositive