6 novembre Bezittelijk voornaamwoord- CH1 2HV

Bonjour la classe!


1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bonjour la classe!


Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Leerdoelen 
-Ik ken de Franse vormen van het bezittelijk voornaamwoord 
 -Ik kan de Franse vormen van het bezittelijk voornaamwoord   gebruiken
-Ik weet dat het zelfstandig naamwoord de vorm van het          bezittelijk voornaamwoord bepaalt

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf alle vormen van het bezittelijk voornaamwoord op die je kent (in het Nederlands

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het zelfstandig naamwoord bepaalt!
ma tante (v)
mon oncle (m
mes tantes / mes oncles

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de bezittelijke voornaamwoorden enkelvoud
Maak de juiste combinaties.
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
  mon
 ton
  son
  ta
  tes
  mes
  ses
   ma
  sa

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
les chiens
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 6 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
une piscine
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
les livres 
ma 
mon
mes
son
sa
ses

Slide 8 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

de Bezittelijke Voornaamwoorden meervoud
Maak de juiste combinaties.
ONS/ONZE
JULLIE / UW
HUN
    nos
  votre
   leur
   notre
      vos
    leurs

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

I: Leg uit: waarom is de vertaling van zijn moeder sa mère?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

leerdoel
je weet dat je mon ton en son ook gebruikt voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden (enkelvoud)

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geen regel zonder uitzondering
de klinkerbotsing en stomme H.......

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als een zelfstandig naamwoord met een klinker of stomme H begint (a,e,i,o,u,h)....

dan krijg je OOK bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden mon, ton of son.

son école (v)
mon amie (v)
ton armoire (v)

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles (mannelijk meervoud)
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncle
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn vriendin=
A
ma amie
B
mon amie
C
mon ami
D
ma ami

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) mère
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) oncles
A
leur
B
leurs
C
sa
D
ces

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) père
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (uw) mère
A
nos
B
votre
C
notre
D
ta

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) bureau
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) affaires
A
sa
B
ta
C
son
D
ses

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (ons) maison
A
notre
B
votre
C
nos
D
leur

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

ik kan het bezittelijk
voornaamwoord
gebruiken
A
🥰
B
🙂
C
🤔

Slide 25 - Quiz

grammaire 'het bezittelijk voornaamwoord' | bron H page 126
Herhaling:
- Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is
- De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord dat volgt
   (mannelijk, vrouwelijk, meervoud)

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bezittelijk voornaamwoord
mannelijk
vrouwelijk
meervoud
mijn
mon
ma
mes
jouw
ton
ta
tes
zijn / haar
son
sa
ses
ons / onze
notre
notre
nos
uw / jullie
votre
votre
vos
hun 
leur
leur
leurs

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Le passé composé
Qu'est-ce que c'est?
Wat is dat?

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de passé composé?
  • Verleden tijd
NL: ik heb gekocht, wij hebben gegeten, jij hebt gefietst
  • Je gebruikt de passé composé als je iets wilt vertellen dat al gebeurd is

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe maak je de passé composé?
Je hebt twee werkwoorden nodig:
1. een hulpwerkwoord
2. een voltooid deelwoord

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Hulpwerkwoord
  • Het hulpwerkwoord kan een vorm van avoir of être zijn.
  • Je leert nu eerst de passé composé met avoir, omdat deze het vaakst voorkomt.

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Hulpwerkwoord
Ik heb                                      j’ai
Jij hebt                                   tu as
Hij/zij/men heeft               il/elle/on a
Wij hebben                           nous avons
Jullie hebben / u heeft    vous avez
Zij hebben                             ils/elles ont

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Voltooid deelwoord
  • Stam :  -er eraf halen
Bijvoorbeeld: habiter ---> stam = habit

  • Achter de stam plak je de uitgang :–é
habit + é     = habité

Dit doe je bij alle personen (je, tu, il, elle, nous, etc.)

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Exemple
Voyager                                                     Wat is deel 1? Wat is deel 2?
J'ai voyagé
Tu as voyagé
Il a voyagé
Nous avons voyagé
Vous avez voyagé
Ils ont voyagé 

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Voltooid deelwoord
  • Om het voltooid deelwoord te vormen ga je uit van de stam van het werkwoord.
  • Stam van werkwoorden die eindigen op –er :  -er eraf halen
Bijvoorbeeld: habiter ---> stam = habit

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deel 1 + Deel 2
Ik heb gepraat = J'ai parlé

Deel 1: ik heb
Deel 2: gepraat

Deel 1: j'ai
Deel 2: parler = parl + é = parlé

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onregelmatige werkwoorden
Let op: er zijn onregelmatige vormen. Deze moet je leren.
het voltooid deelwoord van avoir is eu
het voltooid deelwoord van faire is fait
het voltooid deelwoord van être is été

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefenen
1. J’ … (écouter) la radio. = 
2. Ils … (regarder) un film. = 
3. Il … (rencontrer) une fille.
4. Elle … (parler) avec mon copain.
5. Nous......(avoir) un beau cadeau.

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel: ik kan de passé composé maken
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Questions?

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions