Possessivpronomen = bezittelijke voornaamwoord

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Hallo, ihr alle!

Lernziele:

• Ich wiederhole die Regels für der/die/das + ein/eine
• Ich lerne die Possessivpronomen.

Wiederholung (herhaling)

Wir wiederholen der, die und das. 

Mache die Aufgaben auf den folgenden zwei Folien: 

Schleppe (sleep) die Wörter auf den richtigen Platz (plek). 

der

die

das

mannelijke personen / dieren

zaaknamen die eindigen op -e

namen van dagen, maanden, jaargetijden en windrichtingen

vrouwelijke personen en dieren

woorden op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ik, -ion, -tät 

woorden die in het Nederlands "het-woorden" zijn

woorden die eindigen op -chen en -lein

der

die

das

Landschaft

Sonntag

Januar

Winter

Übung

Musik

Osten

Mädchen

Brot

Katze

Büchlein

Tiger

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat voor een zelfstandignaamwoord

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- ik eet mijn banaan / ich esse meine Banane

- dat is jouw huis / das ist dein Haus

- jij hebt zijn fiets / du hast sein Fahrrad

ich	ik
du	jij
er	hij
sie	zij (ev)
wir	wij
ihr	jullie
sie	zij (mv)
Sie	U

mein(e)	mijn
dein(e)	jouw
sein(e)	zijn
ihr(e)	haar
unser(e )	ons/onze
euer(e)	jullie
ihr(e)	hun
Ihr(e)	Uw

Persoonlijke voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden

Mannelijk	Vrouwelijk	Onzijdig	Meervoud
der Mann	di e Frau	das Kind	di e Autos
ein _ Mann	ein e Frau	ein _ Kind	kein e Autos

Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden

De bezittelijke voornaamwoorden gaan precies zoals ein/kein!

Ook regelmatige werkwoorden

Maar met een kleine uitzondering

Regelmatige werkwoorden: met stam op -m of -n

atmen, regnen, zeichnen, rechnen

werkwoord: öffnen  stam:öffn

ich öffn e

du öffn est

er/sie es öffn et

wir öffn en

ihr öffn et

sie öffn en

Sie öffnen

gehen

sie

1. gehe
2. geht
3. gehen
4. gehst

en nu in een zin

Warum (warten) ............. du nicht?

ich (gehen) ............ nach Hause.

Er (kaufen) ........... einen Skihelm

Warum (warten) ............. du nicht?

Grammatik

Maak stencil 

Das sind (jullie) ___ Eltern (mv).

1. eure
2. euer
3. sein
4. seine

Mannelijk	Vrouwelijk	Onzijdig	Meervoud
ein_ Mann	ein e Frau	ein_ Kind	kein e Autos

Voorbeelden:

- Mein_ Bruder (m) hat Zahnschmerzen

- Unsere Eltern (mv) sind sehr lieb

- Euere Lehrerin (v) hat hunger

- Ihr_ Baby (o) schläft

M	V	O	MV
ein	eine	ein	keine

Sein.. Vater (m) ist krank

1. sein
2. seine

M	V	O	MV
ein	eine	ein	keine

Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft

1. Ihr
2. Ihre

Das ist (mijn) ___ Hund (m).

1. meine
2. mein
3. dein
4. deine

Das ist (zijn) ___ Tasche (v).

1. meine
2. mein
3. sein
4. seine

Zum Schluss (tot slot)

Leer de bezittelijke voornaamwoorden. Je moet weten:

1. wat de VERTALINGEN van de bezittelijke voornaamwoorden zijn.

2. wanneer het bezittelijke voornaamwoord de UITGANG -e krijgt en wanneer niet. 

Hast du der Stunde gut folgen können und die Lernziele erreicht?

1. Ja!
2. Größtenteils.
3. Nicht komplett.
4. Nein. Ich brauche Hilfe!

Ga nu in het boek aan de slag

Buch Seite 152 

Aufgabe 23 t/m 25 + 28/29