Paragraaf 2.4 crisis in de wereld klas 4

Noem twee indirecte oorzaken voor de Eerste Wereldoorlog
1 / 12
suivant
Slide 1: Question ouverte
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Noem twee indirecte oorzaken voor de Eerste Wereldoorlog

Slide 1 - Question ouverte

Noem drie afspraken uit de vrede van Versailles (1919)

Slide 2 - Question ouverte

Slide 3 - Diapositive

Beurskrach
'Black tuesday' 1929

  • Aandelen

  • De oorzaak voor de economische crisis noemen we de 'beurkrach'

  • De aandelenmarkt stortte in, veel aandelen waren meer waard dan het bedrijf zelf.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Crisis in de wereld 
vanaf 1929

  • Door overproductie van fabrieken, veel kopen op afbetaling en teveel vertrouwen in aandelenhandel, klapt de Amerikaanse economie in elkaar.

  • Landen die veel met de VS handelen, worden de crisis mee in gesleept...

Slide 6 - Diapositive

Welke is niet een oorzaak voor de economische crisis van 1929?
A
Men kon veel kopen op afbetaling.
B
Het vertrouwen in de aandelenmarkt stort in elkaar.
C
de fabrieken produceerde teveel producten.
D
Minister Dawes had geen rekening gehouden met inflatie.

Slide 7 - Quiz

Crisis in Nederland
  • Nederland (en Duitsland) worden zwaar door de crisis geraakt: de handel met de VS en Duitsland komt vrijwel stil te staan.

  • Bedrijven en fabrieken moeten de deuren sluiten.

  • Tussen 1929 en 1935 stijgt de werkloosheid van 22.000 naar 500.000. 
Een werkloze bakker uit het Gelderse Twello 'verkoopt' zichzelf op een marktplein in Deventer (Overijssel).

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Waardoor ontstond de hyperinflatie in Duitsland?
A
Door de beurskrach in Amerika
B
De mensen brachten geen geld naar de bank
C
De mensen betalen geen belasting meer
D
De banken drukken heel veel geld bij

Slide 10 - Quiz

Communisme
Kenmerken communisme:
  1. Geen kapitalisme
  2. Klasseloos = iedereen is gelijk
  3. Alles in het land is van iedereen
  4. Alle bedrijven zijn van de staat

Slide 11 - Diapositive


Wat wil het communisme?
A
Een samenleving waarin er geen eigen bezit is en waar iedereen gelijkwaardig is.
B
Een samenleving waarin er wel eigen bezit is en waar iedereen gelijkwaardig is.
C
Een samenleving waarin er één sterke leider is en er geen eigen bezit is.
D
Een samenleving waarin er één sterke leider is en waar wel eigen bezit is.

Slide 12 - Quiz