Trema's, apostrof, accenten en cedilles

Welkom: denk aan de afspraken!
1. Jas aan de kapstok
2. Petten af
3. Kauwgom uit
4. Pak je spullen alvast
5. Tas van tafel


1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom: denk aan de afspraken!
1. Jas aan de kapstok
2. Petten af
3. Kauwgom uit
4. Pak je spullen alvast
5. Tas van tafel


Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Uitleg diverse leestekens (10 minuten)
  2. Zelf aan de slag (30 minuten)
  3. Evaluatie (5 minuten)

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
  • Je weet wanneer je trema's, apostrofs, accenten en cedilles moet gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Wanneer gebruik je een trema?
  • Een trema (¨) gebruik je om te laten zien dat twee klinkers apart uitgesproken moeten worden. Je zet het trema op de tweede van de twee klinkers.
  • Een trema helpt om verwarring te voorkomen.
  • Komt ook voor in sommige leenwoorden.

  • Voorbeelden:  egoïstisch, reünie, geëerd

Slide 4 - Diapositive

Wanneer gebruik je een apostrof?
  • Om uitspraakproblemen te voorkomen als je een -s schrijft achter woorden die eindigen op de enkele klinkers a, i, o, u en y: buggy’s, Emma’s boek, ski’s. er is dus geen apostrof nodig in: Lines tas, loverboys, niveaus.

  • Als weglatingsteken: Hans’ gitaar, ’s-Hertogenbosch, ’s morgens.

Slide 5 - Diapositive

Wanneer gebruik je een apostrof?
  • In afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, sms’je, wc’s.

  • In verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: pony’tje (maar: spraytje).

Slide 6 - Diapositive

De drie accenten
  • Er zijn drie accenten; ze komen bijna alleen voor op de letter e:
  • accent aigu: café, passé;
  • accent grave: caissière, fin de siècle;
  • accent circonflexe: gemêleerd, moment suprême.

Slide 7 - Diapositive

De drie accenten
  • Veel minder vaak komen ze voor op andere letters:                     – twee à drie schepjes, maître
  • Het accent aigu wordt ook gebruikt om een woord(deel) te benadrukken. Het staat dan op alle klinkers van de lettergreep, behalve als het om drie opeenvolgende klinkers gaat: dan krijgen alleen de eerste twee klinkers een klemtoonteken (móói, ééuw).

Slide 8 - Diapositive

De drie accenten
  • Let op: het is afhankelijk van de zin wanneer je het cijfer 1 als één moet schrijven of als een. Bijvoorbeeld:
  • Kan een van jullie de boodschappen doen? Je kunt een hier alleen maar uitspreken als het cijfer 1 en daarom zijn accenten hier niet nodig. 

Slide 9 - Diapositive

Accent Circonflexe
  • Komt nauwelijks voor in onze taal, maar wel in leenwoorden uit het Frans: enquête, moment suprême
  • Komt ook voor in het Fries: skûtjesilen

Slide 10 - Diapositive

Wanneer gebruik je een cedille (ç)?
  • Wanneer de c als een s klinkt.
  • Komt alleen voor als de c voor de a, o of u staat.  Bijvoorbeeld: Curaçao, François, reçu.

  • Normaal klinkt de c in die gevallen als k (cacao, clubrecord, cursus).

Slide 11 - Diapositive

Zelf aan de slag, succes!
Maak: opdracht 1 t/m 9 online in cursus 7 §2.
Tijd: tot het einde van de les. 
Hulp: Overleg met je buurvrouw/buurman. Kom je er samen niet uit? Steek je vinger op en dan kom ik je helpen.
Klaar: ga oefenen middels de oefentoets.

Slide 12 - Diapositive