9 en 10, deel-geheel. Niv. 3 en Niv. 4
1 / 21
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Een klas bestaat uit 13 meisjes en 17 jongens.
Welk deel van de klas is een meisje?
Geef je antwoord als breuk. Een breuk voer je in als 1/2
Welk deel van de klas is een meisje?
Geef je antwoord als breuk. Een breuk voer je in als 1/2
Slide 10 - Question ouverte
Je knipt een koord van 4 meter in 8 even grote stukken.
Hoe lang is elk stuk? De breuk voer je in als 1/2
Hoe lang is elk stuk? De breuk voer je in als 1/2
Slide 11 - Question ouverte
Schrijf op als breuk:
7 ÷ 8 =
7 ÷ 8 =
Slide 12 - Question ouverte
Je verdeelt 5 pizza's eerlijk met zijn 7 personen.
Hoeveel krijgt ieder? Geef je antwoord als breuk.
Hoeveel krijgt ieder? Geef je antwoord als breuk.
Slide 13 - Question ouverte
Erik heeft € 240,- gespaard.
Hij geeft 1/3 deel van zijn geld uit aan nieuwe voetbalschoenen.
Hoeveel heeft hij voor de voetbalschoenen betaald?
Hij geeft 1/3 deel van zijn geld uit aan nieuwe voetbalschoenen.
Hoeveel heeft hij voor de voetbalschoenen betaald?
Slide 14 - Question ouverte
Hoeveel is 4/8 deel van 96?
Slide 15 - Question ouverte
Peter, Jan en Fred hebben samen € 1200,- gespaard en verdelen dit. Elk van hen krijgt 1/3 deel.
Jan geeft 1/4 deel van zijn deel uit aan nieuwe schoenen.
Jan geeft 1/4 deel van zijn deel uit aan nieuwe schoenen.
Slide 16 - Question ouverte
Een klas bestaat uit 35 studenten.
5/7 deel van de studenten heeft een voldoende gehaald voor de rekentoets.
Hoeveel studenten hebben een onvoldoende voor de toets?
5/7 deel van de studenten heeft een voldoende gehaald voor de rekentoets.
Hoeveel studenten hebben een onvoldoende voor de toets?
Slide 17 - Question ouverte
Welk deel van de figuur is gekleurd?
Geef je antwoord als breuk.
Een breuk voer je in als 1/2
Geef je antwoord als breuk.
Een breuk voer je in als 1/2
Slide 18 - Question ouverte
George gaat op vakantie en moet hiervoor 150 km rijden.
Hij neemt lunchpauze nadat hij 3/5 deel van de rit gereden heeft.
Hoeveel kilometer moet hij na zijn lunchpauze nog rijden?
Hij neemt lunchpauze nadat hij 3/5 deel van de rit gereden heeft.
Hoeveel kilometer moet hij na zijn lunchpauze nog rijden?
