Sterke en zwakke werkwoorden (Verleden tijd) H2 B2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2,3

Wat gaan we doen?

- Lezen

- Herhalen sterke en zwakke werkwoorden

- Oefenen in Lesson Up 

- Opdrachten maken in je boekje

- HUISWERK maken

Geef een voorbeeld
van een sterk werkwoord

Zwakke werkwoorden

'lopen' is een sterk werkwoord

1. waar
2. niet waar

Sterke of zwakke werkwoorden. Sleep de werkwoorden naar het goede vak.

Sterk werkwoord

Zwak werkwoord

beven

roepen

lusten

smelten

schilderen

hopen

laten

bereiden

jagen

darten

'kijken' is een zwak werkwoord

1. waar
2. niet waar

'beloven' is een sterk werkwoord

1. waar
2. niet waar

'eten' is een sterk werkwoord

1. waar
2. niet waar

Sterk of zwak?

Sterk werkwoord

Zwak werkwoord

stoppen

hebben

dansen

worden

schrijven

boffen

lopen

zijn

fietsen

lachen

Schrijf de verleden tijd op:
Hij __________ (schrijven) vorig jaar veel.

Schrijf de verleden tijd op.
Ik ___________ (vertellen) hem een verhaal.

Schrijf de verleden tijd op:
Mijn vader __________ (dragen) kleren uit een andere tijd.

Is het werkwoord sterk of zwak?

kloppen

bedenken

gissen

drentelen

slapen

verhuizen

vastmaken

vertellen

zwakke werkwoorden

sterke werkwoorden

Wat ga je doen?

- Maak opdracht 5-6-7-8 in je boekje blz. 78

Daarna verder met je huiswerk:

-Spellingoefenen.nl Taak 

Ik snap het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.

😒🙁😐🙂😃