5 keer juist regel (juiste medicijn, juiste ZV, juiste hoeveelheid, juiste toedieningsvorm, juiste moment)
nauwkeurig hoeveelheid berekenen
werk zo steriel mogelijk
gebruik een optrek naald en injectie naald correct
Slide 16 - Diapositive
Klaarmaken injectie 2
trek correcte hoeveelheid op
verpakking vloeistof pas na injectie in naaldencontainer
verwisselen optreknaald niet via naaldencontainer (contaminatie conus)
laat medicijn, berekening inj. spuit met medicijn controleren door collega
Slide 17 - Diapositive
Met medicatie bij ZV
Controleer de identiteit van de ZV, leg uit wat je komt doen, leg uit wat doel injectie is, vraag toestemming
na plaatsbepaling -> controleren van de huid
werk zo schoon mogelijk (wel/niet desinfecteren huid)
Slide 18 - Diapositive
Met medicatie bij ZV 2
waarschuw ZV als prik eraan komt (mits dit is gewenst)
steek niet tot aan plastic (ivm breken naald)
controleer raken bloedvaatje
Slide 19 - Diapositive
Indicaties
Toedienen van medicijnen per injectie is geïndiceerd wanneer:
bepaalde stoffen niet goed worden opgenomen via darmen of de huid
de ZV niet in staat is medicijnen op een andere manier in te nemen (bewustzijnsdaling)
ZV een aandoening heeft waardoor het niet mogelijk is medicijnen in te nemen (slikproblemen)
medicijnen snel moeten werken (allergische reactie)
er een constante spiegel in het bloed nodig is (pijnmedicatie/insuline)
Slide 20 - Diapositive
Waarom SC injecteren
Langzame opname in het lichaam door haarvaatjes(resorptie)
Minder pijnlijk
Kleinere hoeveelheden
Wordt alleen gebruikt voor niet bijtende vloeistoffen.
Slide 21 - Diapositive
Nadelen injecteren
de behandeling kost tijd
pijnlijk
ontstaan van irritatie of infectie
beschadiging van de bloedvaten + zenuwen
weefselbeschadiging als er steeds op dezelfde plek wordt geïnjecteerd
Slide 22 - Diapositive
Nadelen injecteren 2
Bij IM
Beschadiging botweefsel(Periost)
Bij IV:
Infectie gevaar(flebitis)
Hematoom
Nabloeding
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
SC injecties
Bij SC injecties vindt inspuiting (injectie) plaats in het onderhuidse bindweefsel, de subcutis. De huid krijgt bloed vanuit de grote slagaders die onder het onderhuidse bindweefsel lopen. Van hieruit lopen takken naar het onderhuidse bindweefsel en de lederhuid. Daar vormen ze een fijn netwerk van haarvaten. Na injectie in het onderhuidse bindweefsel wordt de vloeistof geleidelijk opgenomen. De opnamesnelheid is afhankelijk van de plaats waar geïnjecteerd wordt.
Hoeveelheden -> max 2 ml
Slide 25 - Diapositive
Geschikte injectie gebieden SC.
Buiten/bovenkant bovenbeen (handbreedte boven de knie vrij)
Gebied naast en onder de navel (2cm van navel af)
Billen, bovenste buitenste
Boven buitenkant bovenarm
Slide 26 - Diapositive
Waar mag niet SC geïnjecteerd worden?
A
rond de navel
B
tussen pols en elleboog
C
tussen heup en knie
D
op de bil
Slide 27 - Quiz
Hoeveel ml mag maximaal SC geïnjecteerd worden?
A
1 ml
B
2ml
C
3ml
D
4ml
Slide 28 - Quiz
Waarom moet je optreknaald met je handen verwijderen?
voorkomen prikaccident
contaminatie van de conus
om geen vloeistof kwijt te raken
Slide 29 - Question de remorquage
Insuline moet altijd in de koelkast bewaard blijven.