Les 4 Reading & Adjectives (HV)

Welcome!:)
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welcome!:)

Slide 1 - Diapositive

lessonplan
Hw Check
Reading
- herhaling adjectives
- vocab
- homework

Slide 2 - Diapositive

Goal
Ik begrijp een Engelse tekst en kan er vragen over beantwoorden.

Ik heb een beeld welke woorden ik van C ken. 

Slide 3 - Diapositive

What is an adjective?

Slide 4 - Question ouverte

Wat komt er vaak na een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 5 - Question ouverte

Waarvoor gebruik je een 'adjective'?

Slide 6 - Question ouverte

Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
It is a beautiful ship.

A
Adjective (bijvoegelijknaamwoord)
B
Adverb (bijwoord)

Slide 7 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
Jack falls beautifully.

A
Adjective (bijvoegelijknaamwoord)
B
Adverb (bijwoord)

Slide 8 - Quiz

Hoe zat het ook alweer?
op de volgende pagina staat weer de uitleg. Komt het bekend voor? 

Slide 9 - Diapositive

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 10 - Diapositive

Adjectives
*Je zet een bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord.
*Bij sommige zinnen zet je ze achter het werkwoord.
Dit is bij de volgende werkwoorden: 
to be (am, are, is, was ,were, been), to look, to appear, to seem.

Op de volgende slide is een filmpje met uitleg hierover.

Slide 11 - Diapositive

Bijwoord (adverb)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.   (actie in de zin).

Madonna sings beautifully. ("beautifully" zegt iets over "sings".)

Een werkwoord is iets wat je kunt doen.

Hoe maak je een bijwoord?

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien

Ik weet het verschil tussen een adverb en adjective en kan deze toepassen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
met hulp

Slide 15 - Quiz

What is long in the following sentence?

Jacks has long hair

A
Long is an adjective
B
Long is an adverb

Slide 16 - Quiz

Vocabulary (C: Reading) 

Slide 17 - Diapositive

1. anoniem

Slide 18 - Question ouverte

2. beweren

Slide 19 - Question ouverte

3. samenwerken

Slide 20 - Question ouverte

4. erkenning

Slide 21 - Question ouverte

5. richting

Slide 22 - Question ouverte

6. kans, mogelijkheid

Slide 23 - Question ouverte

7. to perform

Slide 24 - Question ouverte

8. to receive

Slide 25 - Question ouverte

9. record label

Slide 26 - Question ouverte

10. to release

Slide 27 - Question ouverte

Homework


C: Who wrote what? Ghost writing in pop.

: ex. 17, strategy, a8abc, 20 

Study:  

Vocab 
A: Watching
Theme words; B: Showbiz and entertainment - Linking words

C: Reading

Slide 28 - Diapositive