Lezen 3.3 - 3 kader

Lezen 3.3 - 3 kader
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Lezen 3.3 - 3 kader

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel:
Je kent de tekstverbanden oorzaak-gevolg en doel-middel en je weet welke signaalwoorden daarbij horen.


Slide 2 - Diapositive


Signaalwoorden geven het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's. 

Slide 3 - Diapositive

Verband: oorzaak - gevolg

Signaalwoorden: doordat, hierdoor, met als gevolg

De trein was vertraagd. Hierdoor kwam ze te laat.


Slide 4 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft oorzaak-gevolg aan?

De straat is ondergelopen doordat het hard geregend heeft.

Slide 5 - Question ouverte

De straat is ondergelopen doordat het hard geregend heeft.

Wat is de oorzaak?
A
De straat is ondergelopen
B
Het heeft hard geregend

Slide 6 - Quiz

Welke signaalwoord geeft oorzaak-gevolg aan?

Ik werd te laat wakker, met als gevolg dat ik te laat ben voor de les.

Slide 7 - Question ouverte

Ik werd te laat wakker, met als gevolg dat ik te laat ben voor de les.

Wat is het gevolg?

Slide 8 - Question ouverte

Verband: doel - middel

Signaalwoorden: waarmee, door middel van, om te

Hij had een pen mee, waarmee hij de opdrachten kon maken.


Slide 9 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft doel-middel aan?

Je moet een goed cijfer voor je eindexamen halen, om te kunnen slagen.

Slide 10 - Question ouverte

Je moet een goed cijfer voor je eindexamen halen, om te kunnen slagen.

Wat is het doel?
A
een goed cijfer voor je eindexamen halen
B
kunnen slagen

Slide 11 - Quiz

Welk signaalwoord geeft doel-middel aan?

Door middel van deze app kun je foto's bewerken.

Slide 12 - Question ouverte

Door middel van deze app kun je foto's bewerken.

Wat is het middel?

Slide 13 - Question ouverte

Opmaak van een tekst
Aan de opmaak zie je vaak snel wat voor tekst het is: bijvoorbeeld een zakelijke brief, een advertentie of een column.

Slide 14 - Diapositive

Opmaak van een tekst
Je kijkt dan onder andere naar:

- afbeeldingen, zoals tekeningen, foto's en grafieken. --> Die geven extra informatie of helpen om je te indentificeren met de schrijver of de tekst.

- opmaakelementen zoals kaders, tabellen, witruimte en het gebruik van vet of cursief in de tekst. --> Die geven structuur aan de tekst en laten vaak zien wat belangrijke dingen zijn.

Slide 15 - Diapositive

Opmaak van een tekst
- De opmaak en de tekstelementen helpen de schrijver om zijn doel te bereiken.

- Ze helpen de lezer om de tekst sneller te doorzien en te begrijpen wat het doel van de schrijver is. 

Slide 16 - Diapositive

Welke twee soorten opmaak bekijk je bij een tekst?

Slide 17 - Question ouverte

Waarom gebruikt een schrijver opmaakelementen in zijn tekst?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het doel van de eerste afbeelding in tekst 3 (blz. 94)?
A
Die laat zien waar de tekst over gaat.
B
Die maakt de lezer nieuwsgierig.
C
Die maakt de tekst serieuzer.

Slide 19 - Quiz

Wat is het doel van de tweede afbeelding in tekst 3 (blz. 95)?
A
Die laat zien waar de tekst over gaat.
B
Die maakt de lezer nieuwsgierig.
C
Die maakt de tekst serieuzer.

Slide 20 - Quiz

Aan het werk
- Maak van 3.2, opdr. 12, 13 en 14 (blz. 94-95) 
= huiswerk

Slide 21 - Diapositive