3.3 Lezen

3.3 Lezen
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
• overtuigende en informatieve teksten lezen;
• onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken;
• relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen;
• een tekst beknopt samenvatten.
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 135 min

Éléments de cette leçon

3.3 Lezen
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
• overtuigende en informatieve teksten lezen;
• onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken;
• relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen;
• een tekst beknopt samenvatten.

Slide 1 - Diapositive

Kritisch lezen
Als je een tekst kritisch leest, probeer je te beoordelen of de informatie in de tekst klopt.
Dat doe je zo:
• Je bekijkt de bron van de tekst: is die betrouwbaar?
• Je probeert te achterhalen of de auteur deskundig is.
• Je kijkt wat meningen en wat feiten zijn en gaat na of de feiten correct zijn.
• Je zoekt andere teksten over hetzelfde onderwerp en vergelijkt de informatie uit de teksten met elkaar.

Slide 2 - Diapositive

Maken
Opdracht 1 t/m 5

Slide 3 - Diapositive

Verbanden en Signaalwoorden 

In teksten hebben zinnen en Alinea's met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar.
Verbanden kun je herkennen aan signaalwoorden. Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen.

Slide 4 - Diapositive

Oorzaak-gevolg
Het tekstverband oorzaak-gevolg is vaak te herkennen aan signaalwoorden zoals: doordat, hierdoor, met als gevolg.


VB:
1. De trein was vertraagd. Hierdoor kwam Evi te laat op school.
2. Het regende gisteren hard, met als gevolg dat de straat is ondergelopen.

Slide 5 - Diapositive

Doel-middel
Het tekstverband doel-middel is vaak te herkennen aan signaalwoorden zoals: waarmee, door middel van, om te.


VB:
1. Dit is een app waarmee je foto’s kunt bewerken.
2. Hij gebruikt drie wekkers om op tijd wakker te worden.

Slide 6 - Diapositive

Maken
Opdracht 7 t/m 11

Slide 7 - Diapositive

Kennistest

Slide 8 - Diapositive

Tekstverbanden

Welk tekstverband herken je? 
Kies steeds tussen A & B!

Slide 9 - Diapositive

Door middel van hard trainen wordt hij de kampioen van Nederland.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel

Slide 10 - Quiz

Ik werk keihard zodat ik een voldoende kan halen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel

Slide 11 - Quiz

Als gevolg van de overstromingen zijn veel mensen dakloos geworden.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel

Slide 12 - Quiz

Om de eindronde te bereiken zullen we de komende twee wedstrijden echt moeten winnen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel

Slide 13 - Quiz

Zijn pen is gebroken doordat hij te hard drukte.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel

Slide 14 - Quiz

Hij heeft tot diep in de nacht zitten studeren zodat hij een goed punt gaat halen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel

Slide 15 - Quiz

Ik had niet goed gekeken, waardoor de fietser tegen me botste.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel

Slide 16 - Quiz

Het stormde gisteren heel hard, hierdoor steeg het water.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel

Slide 17 - Quiz

Ik pakte snel een pen, zodat ik het telefoonnummer kon opschrijven
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel

Slide 18 - Quiz

Door mijn val in de sloot had ik een natte broek.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel

Slide 19 - Quiz

Woordenschat

Wat is de betekenis van de volgende woorden?

Slide 20 - Diapositive

Identificeren
A
zich herkennen in
B
vaststellen wie iemand is
C
zorgen dat iets hetzelfde is als iets anders
D
opzoek gaan naar iemand

Slide 21 - Quiz

Corrigeren
A
Beargumenteren
B
benadrukken
C
vaststellen
D
verbeteren

Slide 22 - Quiz

Erop hameren
A
Beargumenteren
B
benadrukken
C
vaststellen
D
verbeteren

Slide 23 - Quiz

Constateren
A
Beargumenteren
B
benadrukken
C
vaststellen
D
verbeteren

Slide 24 - Quiz

Betogen
A
Beargumenteren
B
benadrukken
C
vaststellen
D
verbeteren

Slide 25 - Quiz

Opmaak van een tekst
Aan de opmaak zie je vaak snel wat voor tekst het is: een zakelijke brief, een advertentie, enzovoort. Je kijkt onder andere naar:
afbeeldingen, zoals tekeningen, foto’s en grafieken. Die geven extra informatie of helpen om je te identificeren met de schrijver of de tekst;
opmaakelementen zoals kaders, tabellen, witruimte en het gebruik van vet of cursief in de tekst. Die geven structuur aan een tekst en laten vaak zien wat belangrijke dingen zijn.
De opmaak en de tekstelementen helpen de schrijver om zijn doel te bereiken. Ze helpen de lezer om de tekst sneller te doorzien en te begrijpen wat het doel van de schrijver is.

Slide 26 - Diapositive

Maken
Opdracht 16 t/m 19

Slide 27 - Diapositive