Argumenten en internetbronnen beoordelen

Argumenten en internetbronnen beoordelen

Fijn jullie weer te zien!
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Argumenten en internetbronnen beoordelen

Fijn jullie weer te zien!

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  • Start met huiswerk bespreken (10 min)
  • Terugblik vorige les (10 min)
  • Uitleg nieuwe stof: les 58, 59, 66 (10 min)
  • Zelf aan het werk (15 min)
  • Afsluiting van de les (5 min)




Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Aan het einde van deze les weet je hoe je een argument moet beoordelen.
  • Aan het einde van deze les kun je benoemen wat belangrijk is bij het beoordelen van een bron.
  • Aan het einde van de les weet je hoe je de lezer moet overtuigen met goede argumenten. 

Slide 3 - Diapositive

Terugblik vorige les 
We gaan de vorige les herhalen door middel van een Kahoot.

 https://create.kahoot.it/details/4eb74fd8-e53d-4ee6-b4dc-f60152904feb 

Slide 4 - Diapositive

Wat was een argument ook alweer?

  • Redenen waarom je een bepaalde mening hebt.
  • Mening uitleggen
  • Eigen mening verdedigen
  • Andermans mening aanvallen

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld
Ik vind het goed dat mobieltjes in de klas nu verboden zijn (mening), want zo zijn leerlingen veel minder snel afgeleid (argument).

Slide 6 - Diapositive

Criterium 1 voor een goed argument

In een goed argument staat alleen informatie die ook echt waar is.

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld - welk argument is goed en welke niet?
Mening: Mensen zouden minder vlees moeten eten.

Argument 1: Dieren die geslacht worden, leven allemaal in hokken van minder dan een vierkante meter.

Argument 2: Het eten van minder vlees is goed voor het milieu.

Slide 8 - Diapositive

Criterium 2 voor een goed argument

Een goed argument gaat over de mening die gegeven is en niet over andere dingen. 

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld - welk argument is goed en welke niet?
Mening: Mensen zouden minder vlees moeten eten. 

Argument 1: Het is beter voor de gezondheid.

Argument 2: Het is ook beter om niet meer te vliegen naar je vakantiebestemming. 

Slide 10 - Diapositive

Criterium 3 voor een goed argument

Een goed argument voegt informatie toe aan de mening en is dus geen herhaling van de mening. 

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld - welk argument is goed en welke niet?
Mening: Mensen zouden minder vlees moeten eten.

Argument 1: Er is dan minder vee nodig, waardoor de stikstofuitstoot zal afnemen.

Argument 2: Mensen eten nu te veel vlees.

Slide 12 - Diapositive

Wanneer is een argument juist?
Een argument is juist als er geen onwaarheden in staan.

Standpunt: Reizen met de trein kost te veel tijd.
Fout argument: Driekwart van de treinen komt met vertraging aan op de eindbestemming.

Slide 13 - Diapositive

Wanneer is een argument geldig?
Een argument is geldig als het gaat over jouw mening of standpunt en niet over iets anders. 

Standpunt: Reizen met de trein kost te veel tijd.
Fout argument: De rij bij de koffiekiosk is altijd enorm. 

Slide 14 - Diapositive

Let op: gebruik geen cirkelredenering!
Wanneer er sprake is van een cirkelredenering, zijn je standpunt en argument hetzelfde. 
Standpunt: Reizen met de trein kost te veel tijd.
Fout argument: Dit komt omdat een treinreis vaak erg lang duurt.

Slide 15 - Diapositive

Let op: trek geen te snelle conclusies!
Bij een te snelle conclusie onderbouw je je standpunt met een argument dat over één specifiek geval gaat. 
Standpunt: Reizen met de trein kost te veel tijd.
Fout argument: Ik ben vorige week met de trein gegaan en ik had flinke vertraging. 

Slide 16 - Diapositive

Bronnen op internet
Let bij het lezen van een tekst op internet op de volgende dingen:
  • Wie is de schrijver van het stuk?
  • Wat is het doel van de schrijver?
  • Wat voor website is het?
  • Is de site actueel?
  • Gebruikt de site zelf ook bronnen?

Slide 17 - Diapositive

Aan de slag!
Huiswerk voor dinsdag 21 mei:
Maken les 58: opdracht 1, 2, 4, 6
Maken les 59: opdracht 7 en 8
Maken les 66: 1, 2, 3, 4 

Slide 18 - Diapositive