Das Personalpronomen - het persoonlijk vnw ontleden les 1

Personal Pronomen 
persoonlijke voornaamwoorden
Lesdoelen:
- In deze les leer je het onderwerp of lijdend voorwerp te vinden in een zin.
- Je leert de persoonlijke voornaamwoorden
 als onderwerp en als lijdend voorwerp toe te passen.
- Je leert de verschillende betekenissen van de persoonlijke voornaamwoorden
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Personal Pronomen 
persoonlijke voornaamwoorden
Lesdoelen:
- In deze les leer je het onderwerp of lijdend voorwerp te vinden in een zin.
- Je leert de persoonlijke voornaamwoorden
 als onderwerp en als lijdend voorwerp toe te passen.
- Je leert de verschillende betekenissen van de persoonlijke voornaamwoorden

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden?
Maak een keuze!
A
du mein
B
ohne um
C
er euch
D
bis für

Slide 3 - Quiz

In welke naamval staat het onderwerp?
A
4e naamval
B
1e naamval

Slide 4 - Quiz

Welke vraag moet je stellen om het onderwerp te vinden?

Slide 5 - Question ouverte

In welke naamval staat het lijdend voorwerp?
A
1e naamval
B
4e naamval

Slide 6 - Quiz

Welke vraag moet je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Vidéo

1e naamval
ich  - ik 
du   - jij
er    - hij
sie  - zij
es   - het
wir  - wij
ihr   - jullie
sie   - zij
Sie   - u
4e naamval
mich     - mij
dich      - jou
ihn         - hem
sie         - haar
es          - es       
uns        - ons
euch     - jullie
sie         - hen
Sie        - u

Slide 9 - Diapositive

Maak een keuze!

Kennst du ..... (hem?
A
ihn
B
er

Slide 10 - Quiz

Maak een keuze!

(Wie) .... kann mein Handy reparieren?
A
Wer
B
Wen

Slide 11 - Quiz

Maak een keuze!
Ich kenne ... (jou)
A
du
B
dich

Slide 12 - Quiz

Maak een keuze!

Peter und Claudia, ich lade .... (jullie) ein.
A
ihr
B
euch
C
sie

Slide 13 - Quiz

Maak een keuze!

Der Preis ist € 20,-. Ich finde ....(hem) zu hoch.
A
er
B
ihn
C
es

Slide 14 - Quiz

Maak een keuze!

(Wie).... interessiert sich für Mode?
A
Wie
B
Wen
C
Wer

Slide 15 - Quiz

Maak een keuze!

Wie findest du die Mode? Ich finde ....(het) schön!
A
ihr
B
sie
C
es

Slide 16 - Quiz

Vertaal!
Hij bezoekt u.
A
Es besucht sie.
B
Er besucht Ihr
C
Ihn besucht Sie.
D
Er besucht Sie.

Slide 17 - Quiz

Evaluatie lesdoelen:

Je kunt een onderwerp en een lijdend voorwerp herkennen in een zin
Je kent de persoonlijke vnw in de 1e en 4e naamval
Je kunt de goede vorm van het persoonlijk vnw gebruiken in een zin



Ja het is duidelijk voor mij
Ik moet me er nog in verdiepen maar dat gaat wel lukken
Ik heb extra hulp nodig

Slide 18 - Sondage