MHV3 - 13Nov25

MHV3 - 13Nov25
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

MHV3 - 13Nov25

Slide 1 - Diapositive

Today
  • Word of the week
  • Homework
  • M3: Look at test results 
  • L3: Grammar: relative pronouns & passive
  • M3: Grammar: May/might & past continuous

Slide 2 - Diapositive

HOMEWORK M3:
DO EXERCISES 3.1: 
(ex. 1-3-4-5-6-7-8-9-10)

STUDY:
• Vocabulary 3.1
• May/might
• Past continuous


HOMEWORK L3:
DO EXERCISES 3.1: 
(ex. 1-2-3-4-5-6-7-8-9)

STUDY:
• Vocabulary 3.1
• Grammar: relative pronouns, passive


Slide 3 - Diapositive

Word of the week
Milieu = environment

What do you do to help?

Slide 4 - Diapositive

Lesson goals:
• Communiceren: Je kunt een passend communicatiemiddel kiezen en gebruiken.
• B1.1: Je kunt persoonlijke brieven, e-mails en vormen van sociale media voldoende begrijpen om met iemand te kunnen corresponderen.
• B1.4: Je kunt helder geschreven, ondubbelzinnige instructies begrijpen.

Slide 5 - Diapositive

Relationships

Slide 6 - Diapositive

Relative Pronouns
Gebruik: Om terug te verwijzen naar iets dat eerder genoemd is in de zin/de tekst.
Who - Which - That - Whose - # - where

Slide 7 - Diapositive

Relative pronouns verwijzen naar...
who                          persoon
which                        dier, ding
that*                         ipv who/which; zonder komma
whose                       persoon, ding, dier; bezit
where                        plaats
#                               weglaten, soms mag dat




Slide 8 - Diapositive

The passive

Slide 9 - Diapositive

May/ might be
The Passive (lijdend voorwerp)
Wat is 'the passive'?
  • De lijdende vorm
  • Het is dan niet belangrijk of niet bekend wie iets doet.
  • Het gaat erom dat het wordt gedaan/ gebeurt.


Slide 10 - Diapositive

May/ might be
The Passive (lijdend voorwerp)
Wat is 'the passive'?
  • De lijdende vorm
  • Het is dan niet belangrijk of niet bekend wie iets doet.
  • Het gaat erom dat het wordt gedaan/ gebeurt.


DUS:
  1. Active: persoon (die het doet) is duidelijk 
  2. Passive: persoon is niet belangrijk

Slide 11 - Diapositive

May/ might be
The Passive (lijdend voorwerp)
ACTIVE sentence:

They sell fruit here.



Slide 12 - Diapositive

May/ might be
The Passive (lijdend voorwerp)
ACTIVE sentence:

They sell fruit here.


Leonardo da Vinci painted the Mona Lisa.
PASSIVE sentence:

Fruit is sold here (by them)

The Mona Lisa was painted by Leonardo da Vinci.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Past Continuous
De Past Continuous ('ing- vorm') gebruik je:
- als de handeling in de verleden tijd aan de gang was en op een bepaald moment door een andere handeling werd onderbroken;
Voorbeeld: I was screaming while we hit a roadsign

- als twee handelingen tegelijk aan de gang zijn. 
Je maakt deze door was/were + ww+ ing
Voorbeeld: While I was watching TV, I was also preparing my lunch. 

Slide 19 - Diapositive

Past continuous
Hoe maak je die?
She was walking to school, when her phone rang.
I was drinking some tea, when my husband was working.
What were you thinking of?

Dus de regel is: .................................


Slide 20 - Diapositive

Past Continuous
was
                                   of        +  ww   +  ing
were

He was cleaning the house.

Slide 21 - Diapositive

Past Continous en Past Simple




Past Continuous = al aan de gang ( lang)
Past Simple = iets gebeurde (kort)

Slide 22 - Diapositive

Past continuous vs Past simple
    We were baking pie, while Jim arrived.  
     She was panicking, when she heard the bad news.
I was travelling to Africa, when Julie tried to call me.

Slide 23 - Diapositive