Woordenschat H2 - stijlfiguren

Letterlijk en figuurlijk
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Letterlijk en figuurlijk

Slide 1 - Diapositive

Letterlijk en figuurlijk

Slide 2 - Diapositive

Stijlfiguren
  • Maken een tekst of verhaal aantrekkelijker
  • Gebruik je om iets te benadrukken
Lichter
Zwaarder
Extra

Slide 3 - Diapositive

Stijlfiguren
  • Stijlfiguren zijn manieren om een uiting zo te formuleren, dat het de tekst aantrekkelijker maakt.
  • Met stijlfiguren kun je ook een onderliggend gevoel benadrukken, zonder dat letterlijk te verwoorden.
  • Er bestaan veel verschillende stijlfiguren.
  • Vandaag: hyperbool, understatement, litotes, eufemisme.

Slide 4 - Diapositive

Hoofdstuk 1
herhaling,
tegenstelling,
opsomming

Slide 5 - Diapositive

Herhaling
Een woord of woordgroep wordt herhaald
Nooit, maar dan ook nooit, zal ik jou begrijpen.

"Nee, nee, nee", zei moeder boos.

Slide 6 - Diapositive

Tegenstelling
Woorden, zinnen of tekstgedeelten zijn tegengesteld
Op het feest was veel te doen voor groot en klein.

In het donker is geen lichtpunt

Slide 7 - Diapositive

Opsomming
Opsomming van namen, feiten of andere dingen

Er zijn 3 bijzondere gevallen:
  1.  de drieslag
  2.  de climax
  3.  de omgekeerde climax

Slide 8 - Diapositive

1. de drieslag
Opsomming van 3 woorden, 3 zinsdelen of 3 zinnen
Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed

Slide 9 - Diapositive

3. de omgekeerde climax / anticlimax
Steeds zwakker wordende reeks woorden
Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, ach, best wel goed eigenlijk.

Slide 10 - Diapositive

Niemand die je helpt en niemand die je ziet. Nee, niemand die je ziet.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Herhaling
D
Climax

Slide 11 - Quiz

Koning, keizer, admiraal. Ik ken ze allemaal.
A
Tegenstelling
B
Drieslag
C
Herhaling
D
climax

Slide 12 - Quiz

Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Herhaling
D
Climax

Slide 13 - Quiz

De hoogste kwaliteit voor de laagste prijs.
A
Drieslag
B
Omgekeerde climax
C
Herhaling
D
Tegenstelling

Slide 14 - Quiz

Joris was blij, nee, opgetogen, zelfs uitzinnig van vreugde met het cadeau.
A
Tegenstelling
B
Omgekeerde climax
C
Climax
D
Herhaling

Slide 15 - Quiz

Stijlfiguren startopdracht H2
a. De fans gingen compleet uit hun dak toen Adele het podium betrad.
b. Karlijn reageerde niet onwelwillend op ons voorstel de kosten te delen.
c. Vroeger was Frans een slanke man, nu ziet hij er weldoorvoed uit.
d. Zit je zo'n tien uur per dag op sociale media? Dat is aardig wat.

1. Wat betekenen de onderstreepte delen?
2. Wat vind je bijzonder aan deze formuleringen?
3. Waarom zou de schrijver voor deze formulering kiezen?
timer
3:00

Slide 16 - Diapositive

Woordenschat H2 - stijlfiguren
  • Uitleg en oefeningen H2
  • Zelfstandig werk

Slide 17 - Diapositive

Stijlfiguren
a. De fans gingen compleet uit hun dak toen Adele het podium betrad.
b. Karlijn reageerde niet onwelwillend op ons voorstel de kosten te delen.
c. Vroeger was Frans een slanke man, nu ziet hij er weldoorvoed uit.
d. Zit je zo'n tien uur per dag op sociale media? Dat is aardig wat.

1. Wat betekenen de onderstreepte delen?
2. Wat vind je bijzonder aan deze formuleringen?
3. Waarom zou de schrijver voor deze formulering kiezen?

Slide 18 - Diapositive

Stijlfiguren
a. De fans gingen compleet uit hun dak toen Adele het podium betrad.

De schrijver wil het enthousiasme van de fans benadrukken.

Stijlfiguur: hyperbool (= overdrijving)

Slide 19 - Diapositive

Stijlfiguren
b. Karlijn reageerde niet onwelwillend op ons voorstel de kosten te delen.

De schrijver wil benadrukken dat de positieve reactie niet verwacht was.

Stijlfiguur: litotes (= ontkenning van het tegenovergestelde)

Slide 20 - Diapositive

Stijlfiguren
c. Vroeger was Frans een slanke man, nu ziet hij er weldoorvoed uit.

De schrijver wil de uiting verzachten (het woord 'dik' niet gebruiken).

Stijlfiguur: eufemisme (= zachtere woorden gebruiken om boodschap minder hard over laten komen)

Slide 21 - Diapositive

Stijlfiguren
d. Zit je zo'n tien uur per dag op sociale media? Dat is aardig wat.

De schrijver wil de hoeveelheid benadrukken, door het kleiner voor te stellen dan het is.

Stijlfiguur: understatement (= minder groot, mooi, enz. beschrijven dan je bedoelt; ironie)

Slide 22 - Diapositive

Stijlfiguren
  • hyperbool = overdrijving
  • understatement = minder groot, mooi, enz. beschrijven dan je bedoelt
  • litotes = ontkenning van het tegenovergestelde
  • eufemisme = zachtere woorden gebruiken om boodschap minder hard over laten komen

Slide 23 - Diapositive

De familie Meiland heeft een leuk optrekje in Hengelo gekocht.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 24 - Quiz

"Waar bleef je nou, ik stond al eeuwen op je te wachten!"
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 25 - Quiz

Dat deze man binnenkort weer in de gevangenis belandt, lijkt mij niet onwaarschijnlijk.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 26 - Quiz

"Kunnen we zo een sanitaire stop maken? Ik moet even iets wegbrengen."
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 27 - Quiz

De jackpot staat op elf miljoen euro. Da's een mooi zakcentje!
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 28 - Quiz

Woordenschat - stijlfiguren
Individueel, fluisterend overleg mogelijk (15 minuten)
Klaar? Begin alvast aan opdracht zes. 
Vragen? Stel ze gerust!

Opdracht: H2 woordenschat: theorie bestuderen, opdracht drie maken. 

Slide 29 - Diapositive

Woordenschat - stijlfiguren
H1 woordenschat: theorie bestuderen, opdracht 1 en 2 maken
H2 woordenschat: theorie bestuderen, opdracht 1 en 2 maken

Slide 30 - Diapositive

Wat wordt er bedoeld met:
1. Die man lust wel een glaasje!
2. Hij rookt alleen Marlboro. 
3. Mijn Puma's zitten lekker! 

Slide 31 - Diapositive

Voor vandaag: 
  • Nakijken 'De brug Lezen' opdracht 1 en  'Hoofdstuk 1 Lezen' opdracht 5. 
  • Ik weet wat metonymie zijn en kan deze herkennen in een tekst. 

Slide 32 - Diapositive

Aan de slag!
  • In duo's (5 minuten)
  • Vragen? Stel ze gerust!
  • Klaar? Lees alvast de theorie door over metonymie (p. 92). 

Opdracht: 
- Kijk het huiswerk zelfstandig na. Noteer waar je meer mee moet oefenen. 

Slide 33 - Diapositive

Stijlfiguren
Hyperbool
Opsomming:
Understatement
1. Drieslag
Eufemisme
2. Climax
Herhaling
3. Omgekeerde climax
Tegenstelling

Slide 34 - Diapositive

Stijlfiguur: metonymie
Je noemt een deel, geheel of een eigenschap van iets of iemand: 

1. Die man lust wel een glaasje!

Slide 35 - Diapositive

Stijlfiguur: metonymie
Je noemt een deel, geheel of een eigenschap van iets of iemand: 

2. Mijn Puma's zitten lekker. 

Slide 36 - Diapositive

Metonymie
1. Hij vroeg om de hand van mijn dochter. 
2. Op het vorige WK heeft Oranje de derde plaats bereikt. 

Slide 37 - Diapositive

Aan de slag!
- Individueel en in stilte, daarna in duo's. 
- Vragen? Na tien minuten. 
- Klaar? De brug Lezen opdracht 4. 

Opdracht: Woordenschat H3 opdr. 3 en 5. 


Slide 38 - Diapositive

De jackpot staat op elf miljoen euro. Da's een mooi zakcentje!
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 39 - Quiz

"Kunnen we zo een sanitaire stop maken? Ik moet even iets wegbrengen."
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 40 - Quiz