Debatteren

• Niet-confessionele zedenleer
• Secundair onderwijs

  Ik wil...

                    Wij willen...

Structuur argument

− Wat is een argument?

− Hoe bedenk je een argument?

− Hoe maak je een goed argument?

Argument

- ondersteunt of ontkracht de stelling

- standpunt innemen

Stelling

- onderwerp van het debat

- deelnemers prikkelen om hun mening te geven 

- nooit een vraag, maar richting aan het debat

Geef een voorbeeld van een stelling.

Oefening: Stelling

Bedenk een stelling ongeacht of het jouw mening vertegenwoordigt. 

De leerling is ... de stelling.

VOOR

TEGEN

De leerling is ... de stelling.

VOOR

TEGEN

De leerling is ... de stelling.

VOOR

TEGEN

De leerling is ... de stelling.

VOOR

TEGEN

De leerling is ... de stelling.

VOOR

TEGEN

Oefening: Debat

Debat: Rollen

Rechter: Je bent de baas over het debat. Jij geeft het woord aan je medeleerlingen.

Debat: Rollen

Jury: Je luistert naar argumenten van beide partijen. Indien nodig neem je notities tijdens het debat. Na het debat ga je samenzitten met de andere juryleden. Jullie beslissen samen welke partij jullie het best heeft kunnen overtuigen.

Debat: Rollen

Politie: Je loopt rond tijdens het debat en spreekt mensen aan die niet aan het woord moeten zijn. Je zorgt voor orde binnen het lokaal. Indien nodig, kan je iemand een “time out” geven. (Time-out: Je hebt meerdere opmerkingen gekregen van de politie. Het is jou niet gelukt om de regels na te leven. Je mag 5 minuten niet meer praten.)

Debat: Rollen

Partij voor: Je bent lid van partij voor. Jij verdedigt de stelling. Je zoekt samen met je medeleden naar argumenten om de stelling te verdedigen.

Debat: Rollen

Partij tegen: Je bent lid van partij tegen. Jij valt de stelling aan. Je zoekt samen met je medeleden naar argumenten om de stelling te ontkrachtigen.