M3 - Grammar theme 4

GRAMMAR
GRAMMAR
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

GRAMMAR
GRAMMAR

Slide 1 - Diapositive

M3 - Grammar theme 4
  • Betrekkelijke bijzin
  • Present Simple vs present continuous
  • Bezittelijke voornaamwoorden
  • Present cimple, present continuous and future
  • Articles
  • Like and as ('net als' in vergelijkingen)

Slide 2 - Diapositive

Betrekkelijke bijzin

Theme 4 Mavo 3


Doel: een betrekkelijke bijzin herkennen en toepassen in een Engelse zin.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Betrekkelijke bijzin

The thief who robbed an old lady was sent to jail.


Een betrekkelijke bijzin geeft extra informatie over iets of iemand.
Extra info: de dief heeft een oude dame beroofd. 



Slide 5 - Diapositive

Extra info in deze zin?
Sam, who lives next door, is my friend.

Slide 6 - Question ouverte

Betrekkelijke bijzin

Deze bijzinnen beginnen meestal met who, which of that.

NL: die of dat

Gebruik:

- who bij personen
- which bij dieren en dingen
- that bij personen, dieren en dingen
That is informeler dan who en which.

Slide 7 - Diapositive

Examples

The thief who robbed an old lady was sent to jail.

This is the car which was involved in an accident.

There goes the girl that looks like Alice.



Slide 8 - Diapositive

Who, which of that ontbreken

Soms moet de bijzin in de zin staan om te begrijpen over wie of wat de zin gaat.

Dan laten we het woordje who, which of that ook weg uit de zin.


This is the suspect the police arrested in New York.

This is the suspect (who) the police arrested in New York.

Slide 9 - Diapositive

Bijzin tussen komma's

Indien een bijzin alleen extra informatie geeft, dan zetten we deze bijzin tussen komma's.

'that' mag je dan nooit gebruiken, alleen who en which.


Franklin, who is my nephew, is younger than I am.


Slide 10 - Diapositive

Bijzin met een voorzetsel

Je kunt who en which ook met een voorzetsel in een bijzin zetten.

Dan begint de bijzin met who/which en eindigt met een voorzetsel.


The village (which) I lived in has really changed.


Slide 11 - Diapositive

Formele bijzin

Het voorzetsel mag ook vooraan, dan wordt het formeler.
The village in which I lived has really changed.


Gebruik je dan who in de bijzin, dan verandert 'who' in 'whom'.


The owner to whom the police had talked, was afraid.

Slide 12 - Diapositive

Whose
Als laatste is er ook nog het woordje 'whose', dat bezit aangeeft.
Vertaling NE: van wie, wiens, waarvan.

The man whose car was stolen was on the news.
Marvin, whose bike was stolen, had to walk home.

Slide 13 - Diapositive

We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 14 - Quiz

This is Franky, .... sister went to school with me.
A
who
B
whom
C
which
D
whose

Slide 15 - Quiz

The girl, _____ is my friend, is 14 years old.

Slide 16 - Question ouverte

Drawing is a hobby _____ takes up a lot of my time.

Slide 17 - Question ouverte

The teacher, about _____ you've told me, is really friendly.

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Vidéo