Betrekkelijke bijzinnen (relative clauses)

Betrekkelijke bijzin

Theme 5 Mavo 4


Doel: een betrekkelijke bijzin herkennen en toepassen in een Engelse zin.

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Betrekkelijke bijzin

Theme 5 Mavo 4


Doel: een betrekkelijke bijzin herkennen en toepassen in een Engelse zin.

Slide 1 - Diapositive

Betrekkelijke bijzin

The thief who robbed an old lady was sent to jail.


Een betrekkelijke bijzin geeft extra informatie over iets of iemand.



Slide 2 - Diapositive

Betrekkelijke bijzin

Deze bijzinnen beginnen meestal met who, which of that.

NL: die of dat

Gebruik:

- who bij personen
- which bij dieren en dingen
- that bij personen, dieren en dingen
That is informeler dan who en which.

Slide 3 - Diapositive

Examples

The thief who robbed an old lady was sent to jail.

This is the car which was involved in an accident.

There goes the girl that looks like Alice.

 

That gebruik je bij personen, dieren en dingen.
Who bij personen.
Which bij dieren en dingen.



Slide 4 - Diapositive

Who, which of that ontbreken

Soms moet de bijzin in de zin staan om te begrijpen over wie of wat de zin gaat.

Dan laten we het woordje who, which of that weg.


This is the suspect the police arrested in New York.

This is the suspect (who) the police arrested in New York.

Slide 5 - Diapositive

Bijzin tussen komma's

Indien een bijzin alleen extra informatie geeft, dan zetten we deze bijzin tussen komma's.
'that' mag je dan nooit gebruiken, alleen who en which.


Franklin, who is my nephew, is younger than I am.


Slide 6 - Diapositive

Bijzin met een voorzetsel

Je kunt who en which ook met een voorzetsel in een bijzin zetten.

Dan begint de bijzin met who/which en eindigt met een voorzetsel.

The village (which) I lived in has really changed.


Slide 7 - Diapositive

Formele bijzin

Het voorzetsel mag ook vooraan, dan wordt het formeler.
The village in which I lived has really changed.

Gebruik je dan who in de bijzin, dan verandert 'who' in 'whom'.


The owner to whom the police had talked, was afraid.

Slide 8 - Diapositive

Whose
Als laatste is er ook nog het woordje 'whose', dat bezit aangeeft.
Vertaling NE: van wie, wiens, waarvan.

The man whose car was stolen was on the news.
Marvin, whose bike was stolen, had to walk home.

Slide 9 - Diapositive

We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 10 - Quiz

This is Franky, .... sister went to school with me.
A
who
B
whom
C
which
D
whose

Slide 11 - Quiz

Oefenen

Do exercises 24 and 25 on p43 and p44 in your AB.


Extra oefenen: slim stampen grammar 14.

Slide 12 - Diapositive

Wat ging goed ?

Slide 13 - Question ouverte

Wat kan ik nog extra oefenen?

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Vidéo