3.3 Op wie ga jij stemmen?

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Vandaag gaan we het hebben over:

• Linkse/Rechtse en middenpartijen

H3.3 Op wie ga jij stemmen?

Hoort de zin bij democratie of dictatuur?
"Je mag ten alle tijden je mening uiten"

1. Democratie
2. Dictatuur

Hoort de zin bij democratie of dictatuur?
"Kritiek op de overheid geven mag niet"

1. Democratie
2. Dictatuur

Hoort de zin bij democratie of dictatuur?
De overheid bepaalt wat de media mag berichten

1. Democratie
2. Dictatuur

In een land met persvrijheid mag het nieuws uitzenden wat ze willen

1. Juist
2. Onjuist

In een land met mensenrechten mag je niet zomaar geloven wat je wilt

1. Juist
2. Onjuist

De politici die wij kiezen zitten onder andere in:

• De Gemeenteraad
  
• De Tweede Kamer
  
• Er zijn veel verschillen tussen partijen, daarom is er een indeling. 

Op wie ga jij stemmen?

Linkse partijen

Linkse partijen staan voor Gelijkheid. Zij zijn voor een overheid die mensen helpt die weinig geld hebben:

• Goede uitkeringen voor werklozen en gehandicapten.
  
• Minder verschil tussen arm en rijk. 
• Kwetsbare mensen moeten geholpen worden.
  

Rechtse partijen

Rechtse partijen vinden dat de overheid zo weinig mogelijk moet regelen. Zij willen vooral Vrijheid:

• Lage belastingen.
  
• Eigen verantwoordelijkheid
• Zelf voor dingen zorgen.
• Voorstander van strenge straffen.
  

Middenpartijen

Sommige partijen zijn niet duidelijk links of rechts. We noemen ze middenpartijen. De christelijke middenpartijen vinden dat mensen meer voor elkaar moeten zorgen.

Afsluiting

een voorbeeld van een algemeen belang is...

1. liefdesverdriet
2. onderhouden van huizen
3. Werkgelegenheid
4. veiligheid op straat

Welke partij is Links?

1. 
2. 
3. 
4. 

Welke partij is Rechts?

1. 
2. 
3. 
4. 

Een partij wil dat de gezondheidszorg gratis is voor iedereen. Is deze partij links of rechts?

1. Links
2. Midden
3. Rechts

Van welke soort democratie is hier sprake ?

1. Directe democratie
2. indirecte democratie

Opdrachten maken

3.3 Wie heeft de macht?

Vraag 1 t/m 10 + Samenvatting