1.1 - Organismen

Biologie
VMBO-BB 3
Biologie
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Biologie
VMBO-BB 3
Biologie

Slide 1 - Diapositive

Leerjaar 3 
1e toetsweek: 

Hoofdstuk 1  Organen en cellen
+
Hoofdstuk 2 Stevigheid en beweging
+
Hoofdstuk 3 Voeding en vertering


Slide 2 - Diapositive

Thema 1 - Organen en cellen

Slide 3 - Diapositive

Thema 1 - Organen en cellen
1.1 - Organismen
1.2 - De bouw van een organisme
1.3 - Werken met een microscoop
1.4 - Cellen van planten en dieren
1.5 - Biologisch onderzoek

Slide 4 - Diapositive

Doelen van de paragraaf
Je weet wat een organisme is 
Je kan uitleggen wat levenskenmerken zijn
Je kan uitleggen wat stofwisseling inhoudt
Je weet wat een levensloop en levenscyclus zijn

Slide 5 - Diapositive

Dieren, planten en mensen zijn levende wezens. Dat kun je zien aan de levenskenmerken. Een levend wezen noemen we een organisme.
Een organisme herken je aan de levenskenmerken. 

Slide 6 - Diapositive

Thema 1 - Organen en cellen
1.1 - Organismen

Slide 7 - Diapositive

Levenskenmerken
  1. Ademhalen
  2. Voortplanten
  3. Uitscheiden
  4. Reageren op prikkels
  5. Voeden
  6. Groeien
  7. Ontwikkelen
  8. Bewegen
  9. Stofwisseling

Slide 8 - Diapositive

Groei
Het groter en zwaarder worden van een organisme. 
Alle organismen groeien, maar soms zie je dat bijna niet.  

Slide 9 - Diapositive

Ontwikkeling
Veranderingen in de bouw van een organisme.

Het kikkervisje had eerst nog geen poten, later wel.

Slide 10 - Diapositive

Dood en levenloos


Alle organismen gaan dood. Een dood organisme heeft geen levenskenmerken meer. Het kan niet meer ademhalen, groeien of bewegen. Vroeger kon het die dingen wel. Ook delen van een organisme kunnen dood zijn: gevallen bladeren van een boom, je haren, je nagels. 

Slide 11 - Diapositive

Levensloop en levenscyclus

  • Een individu heeft een levensloop. Dit begint bij de geboorte en eindigt bij de dood van één individu. Als een individu doodgaat blijft de soort bestaan. 
  • Elk soort heeft een levenscyclus. Deze begint elke keer opnieuw. In een levenscyclus gaat elk individu dood en blijft de soort bestaan. 
Levenscyclus van een KIP
Eieren
Embryo's
Uitkomen
Kuikens
Kip

Slide 12 - Diapositive

Levenloos
In de natuur zijn ook dingen die nooit hebben geleefd. 
Zoals een steen. Dingen die nooit hebben geleefd, 
noem je levenloos. Levenloze dingen hebben geen
levenskenmerken gehad. Ze zullen die ook nooit krijgen.
Voorbeelden van levenloze dingen zijn:
• lucht, • steen,  • water
Levenloze dingen zijn belangrijk voor organismen. Zonder lucht en water kun je niet leven.

Slide 13 - Diapositive

Levenskenmerken
Levend: Je vertoont deze kenmerken
Dood: Je vertoont deze kenmerken niet meer
Levenloos: Je hebt deze kenmerken nooit gehad

Slide 14 - Diapositive

Aan het werk! 
Wat? 1.1 Organismen - opdrachten 1 t/m 5.

Waar? In Magister.me in de studiewijzer biologie.
Begin daarna aan de samenvatting van dit hoofdstuk. 


Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 15 - Diapositive

Vragen

Slide 16 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van een organisme?
A
Gist (schimmel)
B
Koala (dier)
C
Paardenbloem (plant)
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 17 - Quiz

Wat zijn levenskenmerken?
A
hoe groot en zwaar een organisme is
B
kenmerken van een levend organisme
C
de ontwikkeling van een organisme
D
kenmerken van een dood organisme

Slide 18 - Quiz

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Ademhalen
B
Slapen
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 19 - Quiz

Wat houdt stofwisseling in?
A
Stoffen worden omgezet in andere stoffen buiten het lichaam
B
Stoffen worden omgezet in andere stoffen binnen het lichaam

Slide 20 - Quiz

Een levensloop is ....
A
Van geboorte tot dood
B
Een cyclus die continu door gaat

Slide 21 - Quiz

Wat stelt het
plaatje voor?
A
Levensloop
B
Levenscyclus

Slide 22 - Quiz

Wat is stofwisseling?
A
Uitscheiding, ademen en voeden
B
ademen en bewegen
C
voortplanten en waarnemen

Slide 23 - Quiz

Als een organisme groeit, dan verandert de .............. van het organisme
A
Bouw
B
Grootte
C
Kleur
D
Vorm

Slide 24 - Quiz

Wat zijn levenskenmerken?
A
hoe groot en zwaar een organisme is
B
kenmerken van een levend organisme
C
de ontwikkeling van een organisme
D
kenmerken van een dood organisme

Slide 25 - Quiz