Voorbereiden toets H4

Voorbereiden op de toets
Hoofdstuk 4
- Woorden
- Grammatica
- Spelling
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiden op de toets
Hoofdstuk 4
- Woorden
- Grammatica
- Spelling

Slide 1 - Diapositive

timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

aanschaffen
A
toestaan
B
gunnen
C
kopen
D
betalen

Slide 4 - Quiz

bekostigen
A
toestaan
B
gunnen
C
bedoeld om geld mee te verdienen
D
betalen

Slide 5 - Quiz

commercieel
A
toestaan
B
gunnen
C
bedoeld om geld mee te verdienen
D
overbodig

Slide 6 - Quiz

niet nodig, nutteloos
A
toestaan
B
gunnen
C
permitteren
D
overbodig

Slide 7 - Quiz

aanrichten
A
zoals het was
B
veroorzaken
C
ontlopen
D
ontlopen

Slide 8 - Quiz

efficiënt
A
reclame die je buiten op straat ziet
B
iets voor een ander doel gebruiken
C
resultaat
D
op de snelste manier en met het beste resultaat

Slide 9 - Quiz

reclame die stiekem wordt
gemaakt, zodat het niet opvalt
gebruiik het juiste lidwoord

Slide 10 - Question ouverte

blad met informatie
over bijvoorbeeld een bedrijf of opleiding
gebruik het juiste lidwoord

Slide 11 - Question ouverte

de-woorden 
en 
het-woorden
de jongen
de leuke jongen
een leuke jongen
DE
HET
het meisje
het leuke meisje
een leuk meisje
het komt door een

Slide 12 - Diapositive

de spannende film
de jongen
de leuke jongen
een leuke jongen
de jongen
de leuke jongen
een leuke jongen
het meisje
het leuke meisje
een leuk meisje
een leuke jongen
een leuk meisje
A
een spannende
B
een spannend

Slide 13 - Quiz

troep
de jongen
de leuke jongen
een leuke jongen
de jongen
de leuke jongen
een leuke jongen
het meisje
het leuke meisje
een leuk meisje
een leuke jongen
een leuk meisje
A
een verschrikkelijke
B
een verschrikkelijk

Slide 14 - Quiz

proefwerk
de jongen
de leuke jongen
een leuke jongen
de jongen
de leuke jongen
een leuke jongen
het meisje
het leuke meisje
een leuk meisje
een leuke jongen
een leuk meisje
A
een verschrikkelijke
B
een verschrikkelijk

Slide 15 - Quiz

verhaal
de jongen
de leuke jongen
een leuke jongen
de jongen
de leuke jongen
een leuke jongen
het meisje
het leuke meisje
een leuk meisje
A
een spannende
B
een spannend

Slide 16 - Quiz

film
de jongen
de leuke jongen
een leuke jongen
de jongen
de leuke jongen
een leuke jongen
het meisje
het leuke meisje
een leuk meisje
A
een spannende
B
een spannend

Slide 17 - Quiz

Trappen van vergelijking
ALS =
DAN > en <
overtreffende trap
Eindigt het woord op er: DAN
stellende trap
even / net zo
ALS

Slide 18 - Diapositive


als / dan

Mijn schooltas is zwaarder 
die van Emma. 
A
als
B
dan

Slide 19 - Quiz


als / dan

Mijn zus heeft evenveel schoenen
ik.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quiz


als / dan

Hij is er net zo goed in
mijn vader.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quiz

Splitsbare werkwoorden
Ik eet de taart op - opeten, op = ww
Ik eet terwijl ik op een stoel zit, op = vz

Slide 22 - Diapositive

Ik vul het formulier in.
invullen
A
splitsbaar
B
niet splitsbaar

Slide 23 - Quiz

Ik schrijf het woord om.
omschrijven
A
splitsbaar
B
niet splitsbaar

Slide 24 - Quiz

Ik ...
omkijken
A
splitsbaar
B
niet splitsbaar

Slide 25 - Quiz

Ik ...
stofzuigen
A
splitsbaar
B
niet splitsbaar

Slide 26 - Quiz

Ik stofzuig de kruimels op.
op
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 27 - Quiz

In de vakantie gaan we naar Limburg.
gaan
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 28 - Quiz

ZWAKKE WERKWOORDEN
A
veranderen niet van klank
B
veranderen van klank
C
hebben geen spierballen
D
zitten niet op judo, karate en teak wondo

Slide 29 - Quiz

Wat is een zwak werkwoord?
A
slapen
B
lopen
C
durven
D
schieten

Slide 30 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
branden
B
rijden
C
lachen
D
poetsen

Slide 31 - Quiz

infinitief
voltooid deelwoord
bijvoeglijk naamwoord
mesten
Het veld is gemest.
Het gemeste veld
huren
het huis is gehuurd.
het gehuurde huis
doden
het dier is gedood.
het gedode dier
redden
Het hert is gered.
Het geredde hert
lopen
De route is gelopen
De gelopen route
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 32 - Diapositive

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord


Hier gaan we morgen een kahoot over maken.
Nu gaan we zelfstandig aan het werk.

Slide 33 - Diapositive

Online oefenen
Hoofdstuk 4
- 4.3 'Test jezelf' (let op...je moet alles groen afgerond hebben)
- 4.5 Woordentrainer en daarna 'Test jezelf'


Klaar ...... versterk jezelf

Slide 34 - Diapositive