Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Programme
C. Voorzetsels bij landen en steden
Grammaire D: passé composé
Francofolies
Slide 1 - Diapositive
Le but
Ik kan een gesprek voeren over vakantie.
Ik kan mijn vakantie beschrijven.
Ik kan de passé composé gebruiken.
Ik kan een poster maken over een Frans pretpark of festival.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Ecrire, c'est mieux!
Door te schrijven onthoud je dingen beter dan door te typen.
Al hoewel typen sneller is, zorgt de mindere snelheid van schrijven én het feit dat schrijven meer werk kost, er voor dat je er meer bewust mee bezig bent. Je moet meer nadenken en dus onthoud je het beter.
Slide 4 - Diapositive
Chapitre 1: Voorzetsels bij landen en steden
à Paris, à Bilthoven
Slide 5 - Diapositive
create.kahoot.it
Slide 6 - Lien
Ezelsbruggetje: è of é
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Francofolies
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Prends des notes!
Slide 12 - Diapositive
De passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd
Om te vertellen wat je gedaan hebt.
Je maakt de tijd met een vorm van het hulpwerkwoord 'avoir' (of 'être') en een 'voltooid deelwoord'.
Slide 13 - Diapositive
Regelmatige werkwoorden op ER
Bij regelmatige werkwoorden op ER maak je het voltooid deelwoord door de 'stam' te nemen + é.
Parlé (=gesproken)
Ecouté (=geluisterd)
Slide 14 - Diapositive
Exemple Parler = praten
J'ai parlé = ik heb gepraat tu as parlé = jij hebt gepraat il/elle/on a parlé = hij/zij/men heeft gepraat
nous avons parlé = wij hebben gepraat vous avez parlé = jullie hebben gepraat / u heeft gepraat ils/elles ont parlé = zij hebben gepraat