6 elektriciteit 6.1 - 6.3

OefenQUIZ
6.1 - 6.3

@De stroomkring
@Spanningsbronnen
@Schakelingen
@Vermogen en energie
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeNatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

OefenQUIZ
6.1 - 6.3

@De stroomkring
@Spanningsbronnen
@Schakelingen
@Vermogen en energie

Slide 1 - Diapositive

Een stroomkring is .......
A
Dat er stroom kan lopen van - naar +
B
Dat er stroom kan lopen van x naar y
C
Dat er stroom kan lopen van y naar x
D
Dat er stroom kan lopen van + naar -

Slide 2 - Quiz

Welk van onderstaande stof is een geleider?
A
rubber
B
hout
C
lood
D
wol

Slide 3 - Quiz

Welk van onderstaande stof is een isolator?
A
zilver
B
papier
C
goud
D
koolstof

Slide 4 - Quiz

Vul het ontbrekende woord in:
Met een ........... kun me een stroomkring op een nette manier onderbreken!
A
lampje
B
batterij
C
snoer
D
schakelaar

Slide 5 - Quiz

Vul het ontbrekende woord in:
Een ......... is een bron die elektrische energie levert!!!
A
voltmeter
B
spanningsbron
C
amperemeter

Slide 6 - Quiz

Vul het ontbrekende woord in:
In een batterij wordt ......... energie omgezet in elektrische energie!
A
chemische
B
bewegings
C
elektroden
D
elektrolyt

Slide 7 - Quiz

Vul het ontbrekende woord in:
In een dynamo wordt .......... energie omgezet in elektrische energie!
A
chemische
B
bewegings
C
elektrische

Slide 8 - Quiz

Spanning wordt gemeten met een ............
A
amperemeter
B
voltmeter
C
stroommeter

Slide 9 - Quiz

De spanning van het lichtnet is .......
A
U= 12 V
B
U= 230 V
C
U= 9 V
D
U = 1,5 V

Slide 10 - Quiz

De spanning van een penlite batterij is ......
A
U= 230 V
B
U= 1,5 V
C
U=9 V
D
U=12 V

Slide 11 - Quiz

Om schakelingen te verduidelijken worden er overzichtelijke tekeningen gemaakt. Hoe noem je zo'n overzichtelijke tekening?
A
serieschema
B
parallelschema
C
schakelschema

Slide 12 - Quiz

Een serieschakeling is een .....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen

Slide 13 - Quiz

Een parallelschakeling is een ....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen

Slide 14 - Quiz

Het symbool voor vermogen is ......
A
t
B
U
C
P
D
I

Slide 15 - Quiz

Het symbool voor spanning is ......
A
I
B
U
C
P
D
t

Slide 16 - Quiz

De eenheid van spanning is .....
A
h
B
W
C
A
D
V

Slide 17 - Quiz

De eenheid van vermogen is ......
A
V
B
A
C
W
D
h

Slide 18 - Quiz

Welke stroomkring is serie geschakeld?
A
Het linker plaatje
B
Het rechter plaatje

Slide 19 - Quiz

Hoe is deze schakeling
geschakeld?
A
In serie
B
Parallel

Slide 20 - Quiz

Hoe is de schakeling
geschakeld?
A
In serie
B
Parallel

Slide 21 - Quiz

LET OP: Nu komen de pittige vragen!

Slide 22 - Diapositive

Welke formule klopt?
A
Vermogen = Energie x tijd
B
Energie = Vermogen x tijd
C
Tijd = vermogen x Energie
D
Energie = Vermogen + tijd

Slide 23 - Quiz

Zet de onderdelen van de formule op de juiste plek
E
P
t

Slide 24 - Question de remorquage

De grootheid energie heeft symbool E. Wat is de eenheid?
A
Alléén Joule (J)
B
Joule (J) en Watt (W)
C
Joule (J) en Kilowattuur (kWh)
D
Seconden (s)

Slide 25 - Quiz

Er is ÉÉN formule om de energie te berekenen, maar er zijn TWEE manieren om de formule te gebruiken. welke TWEE zijn dat?
E=Pt
A
Met Joule, Kilowattuur en uren
B
Met Joule, Watt en seconden.
C
Kilowattuur, watt en uren
D
Kilowattuur, kilowatt en uren

Slide 26 - Quiz

Samenvattend
E=Pt
[Joule]=[Watt][seconden]
[Kilowattuur]=[Kilowatt][uren]

Slide 27 - Diapositive

Hoeveel Watt is 12 kW?
A
12 000 W
B
1200 W
C
120 W
D
0,0012 W

Slide 28 - Quiz

Een lamp van 15 W brandt 20 minuten. Bereken de verbruikte energie in J.

[Joule]=[Watt][seconden]
[Joule]=[Watt][seconden]
[Joule]=[watt][seconden]
A
15 W * 20 minuten = 300 Joule
B
15 W * (20 * 60 sec) = 18000 J
C
15 W * (20 * 60 sec) = 18000 W
D
15 W / 20 = 0,75 kWh

Slide 29 - Quiz

een straalkachel van 1250 W staat 4 uur aan. De kachel verbruikt dan ....kWh?
E=Pt
[Kilowattuur]=[Kilowatt][uren]
[kilowattuur]=[kilowatt][uren]
A
5 kWh
B
312,5 kWh
C
5000 kWh
D
3,125 kWh

Slide 30 - Quiz

Een lamp van 50 W brandt van 18.00 tot 21.30 uur. Bereken het energieverbruik.

P = 0,05 kW t = 3,5 h E = P x t
A
0,175 kW
B
0,175 h
C
0,175 kWh
D
0,175 hKw

Slide 31 - Quiz

Energie = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energie = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energie = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energie = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energie = 1 x 1.30 = 1.3 kWh

Slide 32 - Quiz

De bewakingscamera van meneer van Dijk staat altijd aan. Het vermogen van de camera is 25W.
Het energiebedrijf rekent 0,25 euro per kWh.
Wat is meneer van Dijk jaarlijks kwijt voor zijn gevoel van veiligheid?
A
5,48 euro
B
54,75 euro
C
547,50 euro
D
ja duuuhhh, reken dat even lekker zelf uit

Slide 33 - Quiz

Een boormachine met een vermogen van 2000W staat 2,5 uur aan. 1 kWh kost €0,25 Bereken de energieprijs voor het gebruik van de boormachine

Slide 34 - Question ouverte

Voor het bakken van een taart staat een oven met een vermogen van 2kW 1,5 uur aan. 1 kWh kost €0,23 Bereken de energieprijs voor het bakken van de taart.

Slide 35 - Question ouverte

Wat is 2 + 6
A
8
B
9
C
10
D
3

Slide 36 - Quiz

Ik denk dat ik bijles nodig heb voor natuurkunde
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quiz

Wat vind je lastig aan natuurkunde? Probeer duidelijk te zijn.

Slide 38 - Question ouverte

Slide 39 - Question de remorquage

JE BENT KLAAR!

Slide 40 - Diapositive