HV1_Grammatica h4 + A1_G1.2_zinsdelen / lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Brugklas hv 

Grammatica hoofdstuk 4

Studyflow G1.2

Wat is het verschil tussen woordsoorten en zinsdelen?

Herhaling G1.1
Jasper loopt met zijn moeder naar de stad.

1. In deze zin staan 2 zelfstandige naamwoorden
2. In deze zin staan 3 zelfstandige naamwoorden
3. In deze zin staan 4 zelfstandige naamwoorden
4. In deze zin staat 1 zelfstandige naamwoord

Herhaling G1.1
Aimee zit te dromen over de kerstvakantie.

1. In deze zin staan 2 hulpwerkwoorden
2. In deze zin staan 3 hulpwerkwoorden
3. In deze zin staat 1 hulpwerkwoord
4. In deze zin staat geen hulpwerkwoord

Herhaling G1.1
Over een week begint de kerstvakantie.

1. In deze zin staan 2 zelfstandige werkwoorden
2. In deze zin staan geen zelfstandige werkwoorden
3. In deze zin staat 1 zelfstandig werkwoord
4. In deze zin staat 1 zelfstandig werkwoord en 1 hulpwerkwoord

Herhaling G1.1
Na een week liep zij met haar vriendin naar de kleuterklas.

1. In deze zin staan 2 voorzetsels
2. In deze zin staan geen voorzetsels
3. In deze zin staat 1 voorzetsel
4. In deze zin staan 3 voorzetsels

G1.2 zinsdelen

Herhaling zinsdelen

Uitleg lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp (LV) komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat overkomt of ondergaat.

Zo vind je het lijdend voorwerp

1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde

2. Stel de vraag: wie / wat + gezegde+ onderwerp

• niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
• een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Lijdend voorwerp

Zo vind je het lijdend voorwerp

1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde

2. Stel de vraag: wie / wat + gezegde+ onderwerp

Joost eet de heerlijke taart op.

• niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
• een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

GRAMMATICA ZINSDELEN

stap 1 > Wat is de persoonsvorm?

Maak de zin vragend of verander de pv van tijd / getal

Joost eet de heerlijke taart op.

Eet Joost de heerlijke taart op?

GRAMMATICA ZINSDELEN

stap 2 > Verdeel de zin in zinsdelen

Alles voor de pv of wat voor de pv kan staan is een zinsdeel

Joost | eet | de heerlijke taart | op.

GRAMMATICA ZINSDELEN

stap 3 > Wat is het onderwerp?

Wie / wat + persoonsvorm? Of verander de persoonsvorm van getal > het onderwerp verandert ook.

Joost | eet | de heerlijke taart | op.

Wie eet (op)? Joost

OEFENEN!!!

stap 4 > Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Alle werkwoorden in de zin. LET OP! te + aan het horen er ook bij

Hij zit te werken.

Hij is aan het werken.

Joost | eet | de heerlijke taart | op.

werkwoordelijk gezegde > eet op 

OEFENEN!!!

stap 5 > Wat is het lijdend voorwerp?

Wie / wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde

Joost | eet | de heerlijke taart | op.

Wat eet Joost op? de heerlijke taart

OEFENEN!!!

stap 5 > Wat is het lijdend voorwerp?

Wie / wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde

Joost | eet | de heerlijke taart | op.

Wat eet Joost op? de heerlijke taart

OEFENEN!!!

Joost | eet | de heerlijke taart | op.

pv = eet

o = Joost

wg = eet op

lv = de heerlijke taart

OEFENEN!!!

LET OP!

Het lijdend voorwerp is iets of iemand in de zin die iets ondergaat of iets overkomt. 

LET OP!

Het lijdend voorwerp begint NOOIT met een voorzetsel

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Stel de vraag: wie laat Bruno uit?
Bruno laat zijn hond uit.

1. Bruno
2. laat
3. zijn hond
4. uit

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Stel de vraag: wat liet Mats (voor zijn neus) wegrijden?
Liet Mats de bus voor zijn neus wegrijden?

1. Mats
2. de bus
3. voor zijn neus
4. wegrijden

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Stel de vraag: wie gaat de buurman brengen?
Straks gaat de buurman zijn zoon naar school brengen.

1. Straks
2. de buurman
3. zijn zoon
4. naar school

Ik

heb

een boek

gekocht.

Onderwerp

werkwoordelijk gezegde

lijdend voorwerp

persoonsvorm

De lerares

geeft

een proefwerk.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

werkwoordelijkgezegde

In de zin:
Op maandagmiddag zit zij met al haar vrienden te chillen.

1. zit geen lijdend voorwerp
2. is 'met haar vrienden' het lijdend voorwerp
3. is 'te chillen' lijdend voorwerp
4. is 'op maandagmiddag' lijdend voorwerp.

Welke vraag stel je bij een lijdend voorwerp?

1

2

3

4

5

persoonsvorm

zinsdelen verdelen

gezegde

onderwerp

lijdend voorwerp

Ik snap hoe ik het lijdend voorwerp kan vinden in een zin

😒🙁😐🙂😃

Ik heb nog een vraag over het lijdend voorwerp (of over grammatica).

OEFENEN!!!

1) Maken: Studyflow G1.1

2) Lezen: uitleg Studyflow G1.2

3) Maken: Studyflow G1.2

4) Klaar? Maak Test jezelf van G1

5) Lezen: uitleg Studyflow G2.1

6) Maken: Studyflow G2.1

7) Lezen: uitleg Studyflow G2.2

8) Maken: Studyflow G2.2 + Test Jezelf