Voorbereiding toets K1

Voorbereiding toets
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiding toets

Slide 1 - Diapositive

Today's Program 
  • Grammatica herhalen
  • Grammatica oefenen

Slide 2 - Diapositive

Learning goals
  • aan het einde van deze les weet je wat je nog extra moet leren voor de toets 

Slide 3 - Diapositive

Imperative
  • Gebiedende wijs
  •  Gebruikt het voor het geven van een aanwijzing, bevel, advies of om iemand te waarschuwen.
  • Voorbeelden uit het Nederlands:
Ga naar bed.
Wees stil.
Doe de deur dicht.
Niet te hard rijden.

Slide 4 - Diapositive

Positive sentences
  

Vorm: hele werkwoord zonder 'to'

Go to bed.
Wait a minute.
Be quiet.
Have fun!
Ask your parents.

Negative sentences
  

Vorm: don't + hele werkwoord

Don't talk too loud.
Don't drive too fast.
Don't oversleep.
Don't eat all the cookies.
Don't stay up late.

Slide 5 - Diapositive

The / a / an
  • Lidwoorden 
  • a / an = een --> gebruik je voor dingen die niet specifiek zijn
  • the = de/het --> gebruik je voor specifieke dingen 
  • Voorbeelden:     
We have a lesson at 10 am.
He eats an egg every day.
The lesson starts at 10 am.
He usually puts salt on the egg. 

Slide 6 - Diapositive

a

an

Wanneer een woord met een medeklinker klank begint krijg je a
Wanneer een woord begint met een klinker-klank krijg je an
a teacher
a holiday
a whale
a rainbow
an apple
an exam
an idol
an orchestra
an umbrella 

Slide 7 - Diapositive

Let op!
Woorden die beginnen (in schrift) met een klinker maar de klank is een medeklinker klank: 
Woorden die beginnen met een medeklinker maar de klank is een klinker-klank:
a uniform [ju]
a one-way street [wan]
an hour [au]
an X-ray [eks]

Slide 8 - Diapositive

The
  • gebruikt the voor specifieke zaken 
  • Gebruikt the voor meervoud
  • Voorbeelden:   
Lisa likes the boy with the blue shirt.
The new teacher is nice.
The children pick the cherries from the trees.
the money, the water, the homework

Slide 9 - Diapositive

Present Continuous

  • vorm: to be + hoofdwerkwoord + -ing 
I am working
He is watching
They are walking

Slide 10 - Diapositive

Present Continuous
  • Aantal spelling dingen
  • 1. Eindigt een werkwoord op –e (zoals make) dan haal je de –e weg en plak je –ing erachter 

  • 2. Is het hoofdwerkwoord maar 1 lettergreep en eindigt het op een medeklinker, dan verdubbel je die medeklinker.

She is making the bed.

He is sitting outside.

Slide 11 - Diapositive

Present Continuous
  • gebruikt het voor iets dat nu aan de gang is.
  • Kan het ook gebruiken voor dingen die langer duren of die nog niet afgelopen zijn.


  • Dingen die irritant zijn.  

My brother is learning to drive.
I am reading all Harry Potter books this month.

Those cats are always fighting.
They are always looking at their phones.

Slide 12 - Diapositive

P.C. Signaalwoorden
  • Right now
  • Now
  • At the moment
  • Look! 
  • Listen
  • Deze signaalwoorden geven allemaal extra aan dat iets op dit moment aan de gang is. 

Slide 13 - Diapositive

Vragen maken met de P.C. 
  • bij de present continuous heb je te maken  het werkwoord to be
  • Als je een vraag moet maken en er staat een vorm van het werkwoord to be in de zin, dan komt deze vooraan. Je hebt dus geen do/does nodig 
  • Hetzelfde geldt voor ontkennende zinnen

Slide 14 - Diapositive

what/you/do?
A
What do you do?
B
What are you doing?
C
What does you do?
D
What you do?

Slide 15 - Quiz

I/not/speak Chinese at the moment
A
I don't speak Chinese at the moment.
B
I not speak Chinese at the moment.
C
I'm not speaking Chinese at the moment.

Slide 16 - Quiz

why / I / stay at home?

Slide 17 - Question ouverte

they / not / bring a cake

Slide 18 - Question ouverte

we / drive to London?

Slide 19 - Question ouverte

she / not / wash her hair

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Lien

Slide 22 - Lien

Slide 23 - Lien

Slide 24 - Lien