HH: -er, ontkenning / Nieuw: faire

Ik wil trede 3 graag afronden op...
A
Rood
B
Wit
C
Blauw
1 / 16
suivant
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Ik wil trede 3 graag afronden op...
A
Rood
B
Wit
C
Blauw

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de uitgangen van
het -er werkwoord
in.

Slide 2 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoorden op ER
Tu regard...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoorden op ER
Elle regard...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoorden op ER
Nous trouv...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoorden op ER
Elles cherch...
A
e
B
es
C
ons
D
ent

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Rood: Maak zelf 4 zinnen met het werkwoord regarder (= kijken).
Je mag de volgende woorden gebruiken:
une série (= een serie) -- la télé (= naar de tv) -- mon copain (= naar mijn vriend) -- un film (= een film) -- un match de foot (= een voetbalwedstrijd) -- un dessin animé (= een tekenfilm)

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Wit : Je kleine nichtje heeft een vriendenboek gekregen en vraagt of jij een pagina wilt invullen. Vul je gegevens in en vertel over je hobby's. Maak vier hele zinnen. Kies verschillende werkwoorden. Kijk in de woordenlijst van T3 voor ideeën!
Let goed op dat je het werkwoord goed vervoegd!

Slide 8 - Question ouverte

Hulpwoorden:
aussi = ook
et = en
souvent = vaak
avec = met
aimer = houden van, leuk vinden

Blauw : Je kleine nichtje heeft een vriendenboek gekregen en vraagt of jij een pagina wilt invullen. Vul je gegevens in en vertel over je hobby's. Maak vier hele zinnen. Kies verschillende werkwoorden. Kijk in de woordenlijst van T3 voor ideeën!
Let goed op dat je het werkwoord goed vervoegd!

Slide 9 - Question ouverte

Hulpwoorden:
aussi = ook
et = en
souvent = vaak
avec = met
aimer = houden van, leuk vinden
Tijd voor een nieuw werkwoord: Faire
Faire heeft twee betekenissen
1. Doen
2. Maken
Het hangt af van de zin hoe je het in het Nederlands vertaald. 

Luister naar het liedje op de volgende pagina (nadat je hem hebt geluisterd kan je de snelheid omhoog zetten!)

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
fais
faites
fait
fais
font
faisons

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

FAIRE : Combineer blauw met rood
wij 
doen
zij doet
jij doet
ik doe
jullie 
doen
zij doen



nous faisons



je fais



ils font



tu fais



elle fait



vous faites

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

FAIRE : Combineer blauw met rood
wij 
maken
zij maakt
jij maakt
ik maak
jullie 
maken
zij maken



nous faisons



je fais



ils font



tu fais



elle fait



vous faites

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions