Interactivaardigheden SR en RvA

Interactievaardigheden 1
Sensitieve responsiviteit
en
Respect voor Autonomie
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Interactievaardigheden 1
Sensitieve responsiviteit
en
Respect voor Autonomie

Slide 1 - Diapositive

Waar gaat het bij interactievaardigheid sensitieve responsiviteit om?
A
kinderen een gevoel van veiligheid geven.
B
kinderen een gevoel van afstoten geven.
C
kinderen een gevoel van eigenheid geven.
D
kinderen een gevoel van onveiligheid geven

Slide 2 - Quiz

Hoe kan je sensitief en responsief zijn?
(2 antwoorden mogelijk)
A
Als je het niveau van inspraak heb bepaald.
B
Oog hebben voor signalen en contact maken.
C
Een band opbouwen en oog hebben voor de intenties.

Slide 3 - Quiz

Leg het begrip sensitief uit

Slide 4 - Question ouverte

Leg het begrip responsief uit

Slide 5 - Question ouverte

Positief reageren is belangrijk. Leg uit waarom.

Slide 6 - Question ouverte

Hoe kun je zien of een kind zich veilig, prettig en ontspannen voelt in een groep?
A
Het kind speelt alleen
B
Het kind vraagt weinig om hulp
C
Het kind doet mee met spelactiviteiten

Slide 7 - Quiz

Emotioneel bijtanken is zoeken naar een moment van rust, gezelligheid en individuele aandacht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Hoe ben je sensitief responsief voor een baby?
A
Door op tijd zijn fles te geven.
B
Door aan te geven dat je het kind gaat oppakken voor je het gaat verschonen.
C
Door op tijd de luier te verschonen.
D
Door hem veel te laten slapen.

Slide 9 - Quiz

Hoe bouw je een veilige hechting op met een baby?
A
Wissel zo vaak mogelijk van pm'ers.
B
Breng veel tijd door met de baby.

Slide 10 - Quiz

Wat is respect hebben voor de autonomie?
(2 antwoorden)
A
Je helpt het kind met alles.
B
Het kind te laten experimenteren en zelf te laten doen.
C
Het kind te negeren wanneer iets niet lukt.
D
Het gevoel zelf invloed te hebben en keuzes mogen maken.

Slide 11 - Quiz

Hoe kun jij de autonomie stimuleren? Noem minimaal 3 manieren.

Slide 12 - Question ouverte

Wat hoort bij respect voor autonomie?
A
Weinig regels en duidelijke regels
B
Sociale vaardigheden aanbieden
C
Zoveel mogelijk zelf laten doen
D
Het kind motiveren

Slide 13 - Quiz

Je moet als PM-er rekening met een aantal wetten houden als je met kinderen werkt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Als je een peuter "echt wilt helpen" bij het aantrekken van zijn schoenen...
A
... dan trek je de schoen voor hem aan.
B
... dan zeg je dat hij het zelf moet doen.
C
... dan vraag je eerst wat niet lukt.
D
... dat laat je een andere peuter helpen.

Slide 15 - Quiz

Kinderparticipatie betekent:
A
Dat kinderen mogen doen waar ze zin in hebben
B
Dat kinderen betrokken worden in het maken van bepaalde keuzes.
C
Dat kinderen altijd hun zin krijgen.
D
Dat kinderen de baas mogen zijn zijn.

Slide 16 - Quiz

Kinderparticipatie kan je toepassen bij:
A
Kinderen vanaf 2 jaar.
B
Kinderen vanaf 6 jaar.
C
Kinderen in de BSO-leeftijd.
D
Alle kinderen.

Slide 17 - Quiz

Hoe tevreden ben je over wat je weet?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage

Einde terugblik

Slide 19 - Diapositive