Les 4 "IK KAN ER NIET MEE STOPPEN"

IK KAN ER NIET MEE STOPPEN

Doel van de les:

  • Je kent de valkuil van verslaving en snapt waarom het patroon lastig te doorbreken is.
  • Je krijgt kennis over de verschillende verslavingen.
  • Je weet wat de gevolgen kunnen zijn van verslavende middelen.
  • Je wordt je bewust van mogelijke verslavingen bij jezelf of in je omgeving en weet waar hulp te vinden is.


1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

IK KAN ER NIET MEE STOPPEN

Doel van de les:

  • Je kent de valkuil van verslaving en snapt waarom het patroon lastig te doorbreken is.
  • Je krijgt kennis over de verschillende verslavingen.
  • Je weet wat de gevolgen kunnen zijn van verslavende middelen.
  • Je wordt je bewust van mogelijke verslavingen bij jezelf of in je omgeving en weet waar hulp te vinden is.


Slide 1 - Diapositive

Schrijf zo veel mogelijk verschillende verslavingen op. Waar kun je allemaal verslaafd aan zijn?

Slide 2 - Question ouverte

Slide 3 - Carte mentale

Welke stelling is juist?
A
Geestelijk afhankelijk van bijv. alcohol je lichaam vraagt erom
B
Lichamelijk afhankelijk van alcohol je lichaam kan niet zonder functioneren
C
Lichamelijk afhankelijk je moet er steeds aan denken

Slide 4 - Quiz

Het verdoven van de hersenen hoort bij:
A
Dronken zijn
B
Aangeschoten voelen
C
Alcohol vergiftiging

Slide 5 - Quiz

Waarom gebruik je genotmiddelen?
Voorbeelden van genotmiddelen: Koffie, thee, alcohol, sigaretten, chocolade en snoep

Mensen krijgen er een lekker gevoel van, genotmiddelen zoals alcohol en sigaretten; ze werken verslavend.

Geestelijk afhankelijk > je moet steeds aan bv. alcohol denken

Lichamelijk afhankelijk > je lichaam vraagt om bv. alcohol

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

WAT VIND JIJ?

Slide 8 - Diapositive

IN EEN KRINGETJE
Verslaafd zijn betekent dat je afhankelijk bent van een middel of van bepaald gedrag om je goed te voelen. Het lukt je ook niet meer om ermee te stoppen. Je draait in een kringetje rond…


Slide 9 - Diapositive

ALCOHOL VERSUS DRUGS
  • Wat is het verschil tussen het gedrag van mensen met alcohol op en mensen die drugs gebruiken? 

  • Is het ene beter dan het andere? 

  • Wat wordt het eerste opgemerkt?

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Welke stelling is juist?
A
Verdovende middelen laten je hersenen anders werken
B
Verdovende middelen laten je hersenen sneller werken
C
Stimulerende middelen laten je hersenen sneller werken
D
Bewustzijnsveranderende middelen werken versuffend

Slide 12 - Quiz

Nicotine, Cocaïne, Xtc en cafeïne zijn voorbeelden van:
A
Verdovende middelen
B
Stimulerende middelen
C
Bewustzijnsver-anderende middelen

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Vidéo

Welke orgaan zorgt ervoor dat de alcohol in je lichaam afgebroken wordt?
A
Darmen
B
Lever
C
Nieren
D
Slokdarm

Slide 15 - Quiz

Hoelang duurt het ongeveer voordat één standaardglas alcoholhoudende drank is afgebroken?
A
een half uur
B
1 uur
C
anderhalf uur
D
een kwartier

Slide 16 - Quiz

Wat is een standaardglas?
Elke soort alcoholhoudende drank heeft zijn eigen standaardglas. Op deze manier bevat een standaardglas bier van 5% (250cc), wijn van 12% (100cc) en sterke drank van 35% (35cc) allemaal evenveel pure alcohol (circa 10 gram).

Dus wanneer je elk drankje uit het daarvoor bestemde glas drinkt, weet je hoeveel alcohol je binnen krijgt.

Slide 17 - Diapositive

Wat zijn de gevolgen van alcohol
Alocohol komt in je bloed en gaat via het bloed naar de hersenen en andere organen.

Aangeschoten > je hoort, ziet, reageert en beweegt minder goed

Dronken > zien, horen, bewegen en reageren gaan nog slechter.

Alcohol vergiftiging > je hersenen vallen uit

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Welke stelling is juist?
A
Nicotine is teer aan de binnenkant van je longen
B
Nicotine is een verslavende stof in tabak
C
Teer is een verslavende stof in tabak

Slide 20 - Quiz

Rokers hebben vaak koudere handen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

WAT IS DE VERSLAVENDE STOF IN SIGARETTEN?
A
ROOK
B
NICOTINE
C
KOOLSTOFDIOXIDE
D
KOOLMONOXIDE

Slide 22 - Quiz

HOEVEEL SCHADELIJKE STOFFEN ZITTEN IN SIGARETTEN?
A
4
B
10
C
100
D
MEER DAN 2000

Slide 23 - Quiz

Wat zijn de gevolgen van roken?
Nicotine > verslavende stof in tabak, versnelt de hartslag en vernauwt de bloedvaten.
Gevolg: kans op koude handen en hoge bloeddruk


Teer > kleeft aan de binnenkant van je longen, beschadigt je luchtwegen, minder zuurstof opnemen in het bloed.
Gevolg: kans op longkanker
Gevolgen van roken

Slide 24 - Diapositive

WAT VIND JIJ?

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo



Tips van een behandelaar: 
  • Ga sporten, ruim je huis op, ga vaker je vrienden zien.
  • Zet je telefoon op zwart-wit als dit kan of haal de kleur uit het scherm. Dan word je minder geprikkeld door alle kleurige icoontjes.

Tips van neuropsycholoog Jolanda Marks:
  • Plan zogenaamde slow days in: ga een boek lezen, wandelen of bij de open haard zitten.
  • Nodig eens wat vaker mensen uit om te komen eten.  
  • Zet een eierwekker op een half uur (of korter) als je toch op social media zit. Dan hou je het binnen de perken. 
Minderen met social media

Slide 27 - Diapositive

DOE ONDERZOEK
Ga op onderzoek uit over een verslavend middel. 
Maak een groepje. De docent bepaalt welk middel jullie gaan onderzoeken. 
(Formulieren krijg je van je docent)

Presenteer daarna de gevonden informatie aan de klas.

Slide 28 - Diapositive

Team indeling VS17
  1. Paddo's (1.Nikola, 2.Laura, 3.Kerim, 4.Hussein)
  2. XTC (1.Bastiaan, 2.Thirza, 3.Menno, 4.Lisa)
  3. Cocaine (1.Sytse, 2.Max, 3.Justin, 4.Jasper) 
  4. Speed (1.Patrick, 2.Jessica, 3.Tessa, 4.Mike)

Slide 29 - Diapositive