D3: KIK H2 les 1, vast voorzetsel

• NT2
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom D3!

Dinsdag 25 januari 2022

Mevrouw Hilde

Wat gaan we doen?

• Woorden KIK
• KIK H2 attracties in de buurt
• Werkwoorden met vaste voorzetsels
• Quiz

Woordenlijst uitdelen & doornemen

Welke woorden ken(de) je niet?

Praat met je klasgenoot

Gebruik minimaal 3 van woorden van de lijst.

Toeristische attracties

https://www.youtube.com/watch?v=G_uilFogXgw

Schrijf een kort stukje

• Wat is de leukste toeristische attractie waar je ooit bent geweest? Beschrijf de attractie.
• Welke attractie vond je niet leuk? Leg uit.

Wat is ook alweer een voorzetsel?

• Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord.

• Voorzetsels zijn onder andere: voor, achter, naast, in, op, door, over, uit, boven, onder, om, tegen, aan, binnen, buiten, langs, tijdens, sinds, bij, tot, zonder, met, behalve, naar, na, via, per, te, tegen, volgens…

• Vaak kun je een voorzetsel herkennen door er …de kast of …het feest achter te zetten.

voor de kast, op de kast, achter de kast…

tijdens het feest, tot het feest, zonder het feest…

De hond is bang voor het water.

Ze wachten al een uur op de tram.

Na sommige woorden en werkwoorden gebruik je vaak een vast voorzetsel. Welk voorzetsel hoort bij welk woord? Er zijn geen regels voor. Je moet ze uit je hoofd leren.

Uitleg

Veel woordcombinaties, uitdrukkingen en gezegdes hebben een vast voorzetsel. Zoals die in de vragen hiervoor. Een ander voorzetsel is fout, dat is dan een contaminatie. Helaas zijn er geen regels of trucjes voor, je zult de combinaties uit je hoofd moeten leren.

Vaste voorzetsels

Hierna komt een plaatje met veelvoorkomende vaste voorzetsels. Klik op het plaatje om hem groter te maken. Daarna volgen websites met oefeningen.

bestaan ................

1. met
2. uit
3. op
4. tegen

Aandringen ....................

1. op
2. in
3. tegen
4. met

Commentaar geven ....................

1. met
2. van
3. op
4. in

versteld staan .......................

1. om
2. aan
3. met
4. van

ongerust zijn .........................

1. over
2. naar
3. tegen
4. van

bekend zijn ....................

1. uit
2. over
3. van
4. met

afstand doen ..................

1. in
2. tegen
3. van
4. naar

veroordelen ..................

1. van
2. in
3. tot
4. aan

verlangen ..................

1. in
2. aan
3. op
4. naar

huilen ...........................

1. tegen
2. aan
3. om
4. in

treuren .......................

1. tegen
2. uit
3. om
4. met

gebruikmaken .................

1. van
2. met
3. voor
4. aan

trouw zijn .....................

1. voor
2. in
3. met
4. aan

opzien .................

1. naar
2. tegen
3. met
4. voor

Deelnemen ..............

1. met
2. aan
3. voor
4. in

Bezig zijn ............................

1. aan
2. op
3. voor
4. met

Wat verlang ik ______ een weekje zon!

1. aan
2. met
3. naar

Hij is geopereerd ______ zijn maag.

1. aan
2. met
3. naar

Ik informeer __________ de vertrektijden.

1. aan
2. met
3. naar

respect hebben ....

1. over
2. voor
3. op
4. aan

solliciteren ....

1. naar
2. op
3. voor
4. van

Bidden ..................

Gelukkig zijn ......................

Boos zijn .........................

bestand zijn ....................

geïnteresseerd zijn ...................

trouw zijn

Zin hebben .........................

Waarschuwen .........................

Maak voor elkaar een invuloefening

Maak een in groepjes van 3 een aantal zinnen en laat daarin het voorzetsel weg. Vervolgens geeft ieder groepje de opgave van een ander groepje, en moeten ze de voorzetsels invullen. Tot slot kijkt ieder groepje de door hen ontworpen opdracht na.

create.kahoot.it

Huiswerk

https://ikschrijfbeter.nl/wp-content/uploads/2014/10/vastevoorzetsels.htm

https://portal.coutinho.nl/fileadmin/documenten/eindstreep/H11_oef2.htm

https://www.jufmelis.nl/woordenschat/vaste-voorzetsels-invullen/vaste-voorzetsels-invullen-1

Maak een screenshot en stuur het naar mij via Teams. Score minimaal 70%