wederkerig voornaamwoord en werkwoord les 2

Mevrouw Elvira
woensdag 8 maart
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Mevrouw Elvira
woensdag 8 maart

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  • De dag van vandaag
  • Wederkerende werkwoord herhalen
  • Wederkerig voornaamwoord
  • huiswerk noteren

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Welke wederkerende werkwoorden ken je?

Slide 4 - Carte mentale

Wederkerende werkwoorden
Een wederkerend werkwoord heeft een wederkerend voornaamwoord zoals me/je/zich/ons.

Slide 5 - Diapositive

 vervoeging

ik -mij/me
jij -je
u -zich
hij/zij -zich
wij -ons
jullie -je
zij -zich


Ik vergis mij/me
Jij vergist je
U vergist zich
Hij/zij vergist zich
Wij vergissen ons
Jullie vergissen je
Zij vergissen zich

Slide 6 - Diapositive

Vaste wederkerende werkwoorden
Altijd met zich

zich haasten
zich vervelen
zich vergissen

Slide 7 - Diapositive

Werkwoorden die soms wederkerend zijn soms niet
Sommige werkwoorden kun je met of zonder zich gebruiken

(zich) inschrijven
  • Ik schrijf me in voor die cursus
  • Ik schrijf mijn vriendin ook in voor die cursus.

Slide 8 - Diapositive

Altijd met zich of soms?
zich wassen
A
Altijd
B
Soms

Slide 9 - Quiz

Altijd met zich of soms?
zich haasten
A
Altijd
B
Soms

Slide 10 - Quiz

Altijd met zich of soms?
zich vergissen
A
Altijd
B
Soms

Slide 11 - Quiz

Altijd met zich of soms?
zich opgeven
A
Altijd
B
Soms

Slide 12 - Quiz

Altijd met zich of soms?
zich snijden
A
Altijd
B
Soms

Slide 13 - Quiz

Jan haastte ____ om de trein te halen. zich of - ?
A
zich
B
-

Slide 14 - Quiz

Wel of geen zich in deze zin?

Slide 15 - Diapositive

De lerares vergiste ____ in mijn naam. zich of - ?
A
zich
B
-

Slide 16 - Quiz

Aisha wast ____ haar baby.
zich of - ?
A
zich
B
-

Slide 17 - Quiz

Jan snijdt ____ het brood.
zich of - ?
A
zich
B
-

Slide 18 - Quiz

Hans brandt ____ zijn vingers aan de kachel. zich of - ?
A
zich
B
-

Slide 19 - Quiz

Hij heeft ____ nog nooit gebrand. zich of - ?
A
zich
B
-

Slide 20 - Quiz

Vanmorgen heeft hij ____ bij het scheren ook al gesneden.
zich of - ?

A
zich
B
-

Slide 21 - Quiz

Wat vul je in?

Slide 22 - Diapositive

De kinderen vervelen ......... op school.
A
hun
B
zich
C
hen
D
je

Slide 23 - Quiz

Bent u .......... ervan bewust dat dit een stiltecoupé is?
A
zich
B
me
C
jou
D
uw

Slide 24 - Quiz

Wij vragen .......... af wanneer de lockdown afgelopen is.

Slide 25 - Question ouverte

Ik vergiste......in de datum.

Slide 26 - Question ouverte

Hij ergert........aan de herrie.

Slide 27 - Question ouverte

Wederkerig voornaamwoord

elkaar/elkander/mekaar
(each other)

Slide 28 - Diapositive

Voorbeeld:
-We schudden elkaar de hand
-We zien mekaar morgen nog
-We hebben elkander niets te vertellen

Slide 29 - Diapositive

Mijn broer en zijn vriendin trouwden met...............

Slide 30 - Question ouverte

Maak de zin af met een wederkerig voornaamwoord.
Wij hebben ruzie met......

Slide 31 - Question ouverte

Maak de zin af met een wederkerig voornaamwoord:
We vertrouwen ......

Slide 32 - Question ouverte

Disk
Bingo!

Kies 9 woorden uit de woordenlijst.

Slide 33 - Diapositive

Huiswerk

Maandag 13-3  De Taalschool blz. 19 t/m 23
Deze week Wie is de Mol van 4 maart kijken

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Lien