BS 5: Aanpassingen bij dieren

Thema 6 Ecologie
Basisstof 5 Aanpassingen bij dieren
(TL blz. 98-105; KB blz. 97-103)


1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 6 Ecologie
Basisstof 5 Aanpassingen bij dieren
(TL blz. 98-105; KB blz. 97-103)


Slide 1 - Diapositive

Welke van de volgende stoffen is biotisch?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
glucose

Slide 2 - Quiz

Welke van de volgende stoffen is abiotisch?
A
cellulose
B
zuurstof
C
eiwit
D
glucose

Slide 3 - Quiz

Behoren de vossen in de duinen tot dezelfde populatie als de vossen op de Veluwe?
A
nee
B
ja

Slide 4 - Quiz

Waarvan is een vossenpopulatie in de duinen afhankelijk?
A
van het aantal regenwormen
B
van de hoeveelheid struiken met bessen
C
van het aantal konijnen
D
van de hoeveel jacht door de mens

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen
 Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

zoolgangers
teengangers
hoefgangers
poten van zoogdieren

Slide 8 - Diapositive

3.1 Organismen in hun omgeving
Hoe zijn dieren aangepast aan kou en hitte?
  • Zoogdieren en vogels zijn warmbloedig (lichaamstemperatuur constant), rond 37° C
  • Koude omgeving?
    - Vogels -> opgezette veren
    - Zoogdieren -> wintervacht, korte poten en kleine oren
    - Laag stilstaande lucht tussen veren of vacht > isolatie
    - Zoogdieren in water > dikke speklaag
  • Warme omgeving?
    - Zoogdieren -> zomervacht, korte haren
    - Grote oren en langere poten
  • Schutkleur = aanpassing aan omgeving


Hoe zijn dieren aangepast aan kou en hitte?
 
Zoogdieren en vogels zijn warmbloedig (lichaamstemperatuur constant), rond 37° C
 
Koude omgeving?
- Vogels --> opgezette veren
- Zoogdieren --> dikke vacht ( warmte vasthouden )
-  kleine oren ( minder warmte verliezen )
- Zoogdieren in water --> dikke speklaag
 
Warme omgeving?
- Zoogdieren --> dunnere vacht
- Grote oren en langere poten

Schutkleur = aanpassing aan omgeving

Slide 9 - Diapositive

De poten van vogels

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Vogelkoppen met snaveltypen
steltlopers zoeken voedsel (bodemdieren) in ondiep water
om het voedsel uit het water te zeven, kleine planten en dieren.
om hun prooi te vangen en in stukken te scheuren
om insecten uit hun schuilplaats te halen, insecteneters (zangvogels )
zadeneters, om harde zaden te kraken.

Slide 12 - Diapositive

Als je gestroomlijnd bent, kun je...
A
sneller zwemmen
B
minder snel zwemmen
C
slecht zwemmen
D
extra diep zwemmen

Slide 13 - Quiz

Om warmte binnen te houden hebben dieren op de noordpool...
A
grote oren
B
kleine oren
C
geen oren

Slide 14 - Quiz

Met welk snaveltype kan een vogel goed zaden kraken?
A
haaksnavel
B
priemsnavel
C
kegelsnavel
D
zeefsnavel

Slide 15 - Quiz

Als een groter oppervlak van een poot de grond raakt, kan een dier...
A
sneller lopen
B
minder snel lopen
C
helemaal niet lopen

Slide 16 - Quiz

Een steltloper zoekt zijn voedsel vooral...
A
op de grond
B
aan takken van bomen en struiken
C
in ondiep water
D
in diep water

Slide 17 - Quiz

Aan de slag!
Maak de opdrachten 1 t/m 7

Kijk alle opdrachten na!

Slide 18 - Diapositive