Schrijfopdracht 2 - een zakelijke mail

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

zakelijke mail

de opdracht

Jij gaat voor je klas het klassenuitje van dit jaar organiseren. Jullie hebben met elkaar al besloten dat jullie gaan eten bij all-you-can-eat-restaurant Puur in Emmen. 

Jij gaat nu een e-mail sturen om voor je klas te reserveren. Omdat het klassenuitje best duur is, ga je vragen of jullie ook groepskorting kunnen krijgen. 

inhoud

1. Stel jezelf voor: naam, leeftijd, school en klas
2. Zeg dat je voor je klas wilt reserveren en wanneer, bedenk hiervoor zelf een datum en tijdstip.
3. Vermeld met hoeveel leerlingen jullie komen en hoeveel begeleiders er meegaan.
4. Vertel dat iedereen voor zichzelf betaalt en dat het voor de meesten best veel geld is.
5. Vraag op een nette manier of jullie groepskorting kunnen krijgen.
6. Rond je e-mail af door te bedanken en geef aan dat je hoopt op een snelle reactie.                                                                                                                                                               Stuur een e-mail aan all-you-can-eat-restaurant Puur: [e-mail] (niet echt doen!)

taal + spelling

• Zorg voor net taalgebruik en maak duidelijke, niet te lange zinnen.    (maximaal 10 woorden)
• Zorg ervoor dat je zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt. 
• Als je een vraag stelt, gebruik je een vraagteken aan het einde van de zin. 
• Gebruik je de woorden 'omdat, daarom of want', denk er dan aan dat je voor dat woord een komma schrijft. Dat doe je zo: "Ik begrijp dit, want mevrouw heeft het goed uitgelegd. 

taal

Spelling

interpunctie

indeling zakelijke e-mail

conventies zakelijke e-mail

aan + van + onderwerp invullen!

conventies zakelijke e-mail

aanhef

2x regel wit

inleidende zin met reden van mail (# 1 + 2)

1x regel wit

kern (#3 +  4 + 5)

1x regel wit

slot (#6) 

1x regel wit

slotformule / groet

2x regel wit

naam

Start met schrijven zakelijke e-mail

1. Schrijf per onderwerp een paar 

    woorden op.

2. Heb je voor alle onderdelen iets 

     bedacht? Maak dan zinnen (niet langer dan 10 ...)

3. Heeft iedere zin een onderwerp en persoonsvorm?

4. Maak van je tekst een goed lopend verhaal. 

5. Check je spelling.