Module 3

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 2

cliënten met een psychische stoornis 

door: Eva, Kiki, Lola, Anna en Nathalia

inhoud:

- cliënten met een persoonlijkheidsstoornis (5.5)

- cliënten met een hechtingsstoornis (5.6)

- cliënten met een verzamelstoornis ( 5.7)

- cliënten met een eetstoornis (5.8)

Cliënten met een persoonlijkheidsstoornis

- karaktertrekken en eigenschappen zijn extreem aanwezig.

- lopen tegen problemen mbt werk, financieel of in relatiesfeer.

- kunnen zich moeilijk aanpassen en hebben moeite met wisselende omstandigheden.

- langdurig, afwijkend patroon in gedrag/voelen/denken.

- weinig inzicht in eigen aandoening.

cliënten met een hechtingsstoornis

- hechting kan tot 6 jaar verbeteren.

- vermijdende hechting: kind heeft geen vertrouwen in beschikbaarheid opvoeder.

- ambivalente hechting: kind is erg onzeker over beschikbaarheid opvoeder.

- mogelijke onveilige hechting in deze situaties: geadopteerd, ongewenste kinderen, ouders die trauma's hebben, armoede, migratie of een beperking 

cliënten met een verzamelstoornis

- hebben sterke aanhoudende drang om voorwerpen te bewaren of te verzamelen.

- raken geïsoleerd.

- is deels erfelijk.

- kan voorkomen door traumatische gebeurtenissen.

cliënten met een eetstoornis

- anorexia nervosa, boulimia nervosa en binge eating disorder.

- door vochtverlies kan bloeddruk dalen.

- cliënten kunnen ernstige sociale en psychische problemen ondervinden. 

iemand met een verzamelstoornis is heel sociaal

1. waar
2. niet waar

waardoor ontstaat vaak een verzamelstoornis?

1. door erfelijke genen
2. door teveel drank
3. door een overdosis
4. een traumatische gebeurtenis

bij welke eetstoornis geven de cliënten over na het eten?

1. binge eating disorder
2. anorexia nervosa
3. boulimia nervosa
4. alle bovenstaanden

welke problemen kunnen cliënten met een eetstoornis ondervinden?

bij een persoonlijkheidsstoornis zijn karaktereigenschappen extreem aanwezig

1. waar
2. niet waar

mensen met een persoonlijkheidsstoornis kunnen zich makkelijk aanpassen

1. niet waar
2. waar

na welke leeftijd hechten kinderen zich moeilijk?

1. 12 maanden
2. 4 jaar
3. 6 jaar
4. 16 maanden

welke 2 vormen van onveilige hechtingen zijn er?