2H3 - les 16 - STG

2H3 - 4 de febrero, 2022 - STG
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

2H3 - 4 de febrero, 2022 - STG

Slide 1 - Diapositive

El programa
  • Controlar deberes
  • Wanneer SER/ ESTAR?
  • HAY
  • SER/ ESTAR/ HAY
  • Deberes
Vrijdag 11 februari
SO Voca Unidad 2
- voca 2.1 2.2 2.3 NL-SP
- roze wwblad 1-24 SP-NL


Slide 2 - Diapositive

Controlar deberes

Ejercicio 1 y 2
Página 30 y 31

Slide 3 - Diapositive

¿SER o ESTAR?
1.Luis .................... divertido.
2.Juan y Pedro .............. médicos.
3.¿ .................... usted cansado?.
4.Ellos .................... resfriados.
5.Las ventanas .................... abiertas.
6.Este lápiz .................... de Juan.
7.La botella .................... sobre la mesa.
8.Mis zapatos .................... azules.

Slide 4 - Diapositive

Ser
Betekenis:  zijn

Gebruik
- vaste eigenschappen. 
- Identiteit (nationaliteit, geslacht, beroep en afkomst)

- Tijd, datums, dagen en gebeurtenissen 

- Waarvan iets gemaakt is/ iemand zijn eigendom

Slide 5 - Diapositive

ESTAR
Betekenis: Zijn / zich bevinden

Gebruik: 
- plaatsbepaling
- gevoel/stemming/ emotie
- fysieke toestanden 

Slide 6 - Diapositive

SER of ESTAR

Hacer ejercicios 3 y 4
Página 32 y 33

Slide 7 - Diapositive

Hay
Hay betekent ER IS of ER ZIJN
Hay wordt nooit vervoegd en alleen gebruikt bij plaatsbepalingen van zaken die niet specifiek, of niet bekend zijn.

Gebruik HAY bij 
onbepaalde lidwoorden ( un, una, unos, unas), 
telwoorden ( 1,2,3, 4,5, 6) en 
onbepaalde hoeveelheden (veel, weinig)  
Voorbeeld: ¿Hay un supermercado por aquí? Is er hier een supermarkt?

Slide 8 - Diapositive

Niet specifiek?
Met niet specifiek wordt bedoeld dat het gaat om 
een supermarkt is, of om veel huizen. Er wordt niet aangeven of het een bepaalde supermarkt of een bepaald huis is.

Slide 9 - Diapositive

Wel specifiek?
Als er een specifiek gebouw of voorwerp bedoeld wordt, bijvoorbeeld het rode huis, het woordenboek of de Albert Heijn, dan gebruik je het werkwoord estar voor plaatsbepalingen. 

Je gebruikt nu ook bepaalde lidwoorden ( el , la, los, las)

¿Dónde está el Supermercado Vomar? Está aquí a la derecha.; Waar is de supermarkt Vomar? Het is hier rechtsaf.

Slide 10 - Diapositive



Hay
un
banco por aquí?
Sí, hay muchos bancos aquí.
¿El banco ING también está en el centro?
No, pero sí está el banco Santander. 


Is er een bank hier?
Ja, er zijn veel banken hier.
Zit de ING-bank ook in het centrum?
Nee, maar de Santander-bank zit er wel. 
ejemplo - voorbeeld

Slide 11 - Diapositive

 Kies in volgorde ...
1. Kijk altijd eerst of je "HAY" in de zin kunt gebruiken
(staat er een onbepaald lidwoord of een telwoord in de zin?)

2. Is dat niet het geval kijk dan of "ESTAR" in de zin hoort 
(staat er bv. dónde in de zin, of gaat het over "ergens"?)

3. En anders: Kijk dan of het over "SER" gaat (staat er een nationaliteit, beroep of karaktereigenschap in de zin?)
¡Importante!

Slide 12 - Diapositive

Estar
Hay
nosotros
una amiga
un supermercado
la escuela
mucha gente
los leones
mis amigos
tres profesores
un gato

Slide 13 - Question de remorquage

¿HAY o ESTÁR?
1.El Jardín Botánico ............... cerca del Retiro.
2......... un libro sobre la mesa del jefe.
3.¿Sabe usted dónde ............... una panadería?.
4.Sí, ............... uno cerca de aquí.
5.¿Dónde ............... un banco?.
6.Mi pelota............... en el jardín.
7.¿ ........... huevos en la cocina?.
8.No ...... solución para este problema.
9.Quiero saber dónde......... mis gafas.
10.¿Dónde ............ los servicios?, por favor.

Slide 14 - Diapositive

Deberes

Estudiar: Woordenlijst 2.1 t/m 2.3 voor vrijdag 11 februari

Slide 15 - Diapositive