Spelling - Les 1 - werkwoordspelling

Leerdoelen
Aan het eind van de les...
1. Kun je pvtt, pvvt, vd, bijv. gebr. ww, inf, od, gw herkennen in een zin.
2. Kun je pvtt, pvvt, vd, bijv. gebr. ww, inf, od, gw zelf formuleren in iedere willekeurige stil.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen
Aan het eind van de les...
1. Kun je pvtt, pvvt, vd, bijv. gebr. ww, inf, od, gw herkennen in een zin.
2. Kun je pvtt, pvvt, vd, bijv. gebr. ww, inf, od, gw zelf formuleren in iedere willekeurige stil.

Slide 1 - Diapositive

ik ... morgen veertien!
A
word
B
wordt
C
werd
D
wordte

Slide 2 - Quiz

Zij ... gister op de dijk.
A
fietsen
B
fietsten
C
fietsden
D
fietste

Slide 3 - Quiz

De voorbijgangers bekeken het …. affiche.

A
opgeplaakte
B
opgeplakde
C
opgeplakte
D
opgelakt

Slide 4 - Quiz

Wat is het ….. bedrag?


A
besteede
B
besteedde
C
bestede
D
besteden

Slide 5 - Quiz

Toen …. ik me pas dat ze helemaal niet naar mij …..

A
Realiseerde, zwaaite
B
Realiseerdde, zwaaiden
C
Realiseerden, zwaaide
D
Realiseerde, zwaaide

Slide 6 - Quiz

... eens door, man!

A
Loopt
B
Lopen
C
Liep
D
Loop

Slide 7 - Quiz

Ik ga vaak ... naar school
A
lopend
B
lopende
C
lopent
D
lopente

Slide 8 - Quiz

De jongens ... voor een lastig proefwerk
A
vreesten
B
vreeste
C
vreesden
D
vreesde

Slide 9 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)
Zoek bij de PV TT uit wat de stam van het werkwoord is. Afhankelijk van de persoon komt er niets, ‘-t’ of ‘-en’ bij:



Je kunt ook ‘lopen’ in de plaats zetten, om te kijken wat er bij de stam van een werkwoord komt.


Slide 10 - Diapositive

Gebiedende wijs (geb
De gebiedende wijs is altijd de stam van het werkwoord. De stam vind je als je het hele werkwoord neemt zonder ‘-en’:

Slide 11 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd (PVVT)
Bij sterke werkwoorden verandert in de verleden tijd de klank:











Slide 12 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd (PVVT)
Bij zwakke werkwoorden krijg je ‘–de(n)’ of ‘–te(n’). Zit de laatste letter voor de ‘–en’ in
 ‘t ex-fokschaap, dan is het: stam+te(n); zo niet, dan is het: stam+de(n).

Slide 13 - Diapositive

Voltooid deelwoord (VD)
‘Voltooid’ wil zeggen: het ligt achter je, oftewel het is ge-weest.

Bij zwakke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op ‘–d’ of ‘-t’. Zit de laatste letter van de stam wel in ‘t ex-fokschaap, dan eindigt het op ‘-t’; zo niet op ‘-d’:


Slide 14 - Diapositive

Infinitief (INF)
De ‘Infinitief’ is het hele werkwoord.

Slide 15 - Diapositive

Onvoltooid deelwoord (OD)
‘Onvoltooid’ wil zeggen: het ligt is nog bezig.
Het onvoltooid deelwoord krijg je door het hele werkwoord +d te nemen:

Slide 16 - Diapositive

Bijvoeglijk gebruikt werkwoord (BIJV. GEBR. WW)
Soms wordt een deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord:






Spel het zo kort mogelijk.

 

Slide 17 - Diapositive

Opdracht spelling

Slide 18 - Diapositive

Antwoorden

Slide 19 - Diapositive

Aan het eind van de les...
1. Kun je pvtt, pvvt, vd, bijv. gebr. ww, inf, od, gw herkennen in een zin.
2. Kun je pvtt, pvvt, vd, bijv. gebr. ww, inf, od, gw zelf formuleren in iedere willekeurige stil.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage