Uitleg Formuleren 3: Incongruentie en 4: dat/als-constructie
Uitleg Formuleren 3: incongruentie &
Formuleren 4: dat/als-constructie
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Uitleg Formuleren 3: incongruentie &
Formuleren 4: dat/als-constructie
Slide 1 - Diapositive
Uitleg nieuwe weekplanner
Slide 2 - Diapositive
Lesdoel: ik kan congruentiefouten herkennen en verbeteren
Lesdoel: ik kan dat/als-constructies herkennen en verbeteren
Slide 3 - Diapositive
CONGRUENTIE
Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal.
Dus als hetonderwerpenkelvoudig is, moet de persoonsvormook enkelvoudig zijn. En als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn.
Gelijkheid in getal noemen we congruentie.
Slide 4 - Diapositive
CONGRUENTIEFOUTEN
We noemen dit ook wel INCONGRUENTIE.
Incongruentie betekent niet gelijk of niet passend.
Dat wil zeggen dat het getal (ev/mv) van het onderwerp en de persoonsvorm niet gelijk zijn.
Dit komt vaak voor bij onderwerpen die voor ons gevoel meervoud zijn, maar taalkundig enkelvoud.
Slide 5 - Diapositive
Incongruentie
Dit kan komen door:
-verzamelwoord als onderwerp
De politie hebben
-het mv wordt ten onrechte als ow gezien
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:
de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien
Slide 8 - Quiz
Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei
Slide 9 - Quiz
Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:
een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners
Slide 10 - Quiz
Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish
Slide 11 - Quiz
Wat is het onderwerp in:
Men zien/ziet door de bomen het bos niet meer
A
Men
B
zien/ziet
C
door de bomen
D
het bos
Slide 12 - Quiz
Wat is goed / congruent?
A
Men zien door de bomen het bos niet meer
B
Men ziet door de bomen het bos niet meer
Slide 13 - Quiz
Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:
drie pakken rijst
A
drie
B
pakken
C
rijst
Slide 14 - Quiz
Wat is goed / congruent?
A
Er stonden nog drie pakken rijst in de voorraadkamer
B
Er stond nog drie pakken rijst in de voorraadkamer
Slide 15 - Quiz
Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:
twintigduizend mensen
A
twintigduizend
B
mensen
Slide 16 - Quiz
Wat is goed / congruent?
A
Twintigduizend mensen bezocht het festival
B
Twintigduizend mensen bezochten het festival
Slide 17 - Quiz
Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:
een partij sportschoenen
A
een
B
partij
C
sportschoenen
Slide 18 - Quiz
Wat is goed / congruent?
A
Een partij sportschoenen spoelde aan op het strand
B
Een partij sportschoenen spoelden aan op het strand
Slide 19 - Quiz
Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:
de meeste musea
A
de
B
meeste
C
musea
Slide 20 - Quiz
Wat is goed / congruent?
A
Op Museumdag is de meeste musea gratis toegankelijk.
B
Op Museumdag zijn de meeste musea gratis toegankelijk.
Slide 21 - Quiz
Dat/als-constructie
De dat/als-constructie herken je aan de volgende woordgroepen, ergens in het midden van de zin: (om)dat als, (om)dat wanneer, (om)dat indien en soms zodat als/wanneer/indien.
Verbeteren: Plaats de als-zin achteraan de zin en niet gelijk achter dat!
Slide 22 - Diapositive
Dat/als-constructie
De jongens willen de camping niet reserveren, omdat als het in Frankrijk regent, ze in Spanje gaan kamperen
Als je een bijzin van voorwaarde midden in een zin plaatst, ontstaat een dat/als-constructie.
Slide 23 - Diapositive
Fout: De jongens willen de camping niet reserveren, omdat als het in Frankrijk regent, ze in Spanje gaan kamperen
Goed: De jongens willend de camping niet reserveren, omdat ze in Spanje gaan kamperen, als het in Frankrijk regent
Slide 24 - Diapositive
Weektaak (+controle)
- Formuleren paragraaf 3
- Formuleren paragraaf 4
- Laagland
opdr. 1 (vraag 1 en 2)
opdr. 2 (samenvatting maken)
opdr. 3
opdr. 6 (vraag 1 t/m 4)
opdr. 8
opdr. 9 (vraag 2,3,4)
opdr. 10
- Opdrachten Formuleren nakijken
- Klaar? Tweede versie leesautobiografie.
Slide 25 - Diapositive
Goed of fout? De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht hebben een probleem.