Cursus Grammatica - 1 herhaling woordsoorten

Welkom
Start met lezen.
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Start met lezen.

Slide 1 - Diapositive

Vorige les

Slide 2 - Diapositive

Cursus Grammatica
§ 1 Herhaling jaar 1 kgt

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel
Je leert 5 woordsoorten herkennen en benoemen.

Slide 4 - Diapositive

Woordsoorten
Woorden in een zin kun je indelen in woordsoorten.
Eén daarvan is het werkwoord: wat iets of iemand doet of wat er  gebeurt.

Slide 5 - Diapositive

Woordsoorten

Slide 6 - Carte mentale

5 Woordsoorten
  • lidwoord
  • werkwoord
  • voorzetsel
  • zelfstandig naamwoord
  • bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

5 Woordsoorten
  • lidwoord
  • werkwoord
  • voorzetsel
  • zelfstandig naamwoord
  • bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Diapositive

De eenzame koe graast in de groene wei.
Wat is het lidwoord?

Slide 10 - Question ouverte

De eenzame koe graast in de groene wei.
Wat is het werkwoord?

Slide 11 - Question ouverte

De eenzame koe graast in de groene wei.
Wat is het voorzetsel?

Slide 12 - Question ouverte

lidwoord
werk-
woord
zelfst
naamw
bijv
naamw
voorzetsel
het
de
een
werkt
gekeken
graai
lucht
gaten
olifant
gouden
deftige
knappe
achter
onder
tussen

Slide 13 - Question de remorquage

Wat ga je doen?
Vul het werkblad in.

Slide 14 - Diapositive

Ik kan de 5 woordsoorten herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage

Wat ga je doen?
Cursus Grammatica: paragraaf 1 - Herhaling jaar 1 kgt WS


Klaar? Start met lezen.

Slide 16 - Diapositive

Huiswerk
Cursus Grammatica: paragraaf 1 - Herhaling jaar 1 kgt WS

Slide 17 - Diapositive

Cursus Grammatica
§ 2 ZD Herhaling leerjaar 1 kgt

Slide 18 - Diapositive

Lesdoel
Je kunt een persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde herkennen in een zin.

Slide 19 - Diapositive

Liam heeft een frietje gegeten.

Slide 20 - Diapositive

Woordsoorten en ...?
Liam heeft een frietje gegeten.

Slide 21 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm altijd?
A
Een zelfstandig naamwoord
B
Een bijvoeglijk naamwoord
C
Een werkwoord
D
Een voorzetsel

Slide 22 - Quiz

Vind de persoonsvorm.

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 23 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in:
Hij heeft kauwgom in zijn haar.

Slide 24 - Question ouverte

Het onderwerp
Bijna elke zin heeft een onderwerp. Het onderwerp hoort bij de persoonsvorm

Mieke loopt vandaag naar huis.
Vandaag loopt Mieke naar huis. 
Naar huis loopt Mieke vandaag.
Loopt Mieke vandaag naar huis?


Slide 25 - Diapositive

Het onderwerp vinden
Je kunt het onderwerp vinden door deze vraag:
Wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag = het onderwerp.

Isha is gisteren tot 11:30 uur naar school geweest.
Wie is? 
Antwoord: Isha is ...

Slide 26 - Diapositive

Wat is het onderwerp?

De docent vindt dit een heel leuk onderwerp.

Slide 27 - Question ouverte

Het werkwoordelijk gezegde



De persoonsvorm is altijd onderdeel van het 
werkwoordelijk gezegde.

werkwoordelijk gezegde = persoonsvorm + alle andere werkwoorden

Slide 28 - Diapositive

Voorbeeld werkwoordelijk gezegde
Mieke loopt naar huis. --> gez. = loopt
Mieke wil naar huis lopen. --> gez. = wil lopen
Mieke zou graag naar huis willen lopen. --> gez. = zou willen lopen. 

Slide 29 - Diapositive

De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Het eerste werkwoord van een zin.
B
Alle werkwoorden uit de zin.
C
Het laatste werkwoord van een zin.

Slide 31 - Quiz

Ik ben naar school gelopen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ben
B
ben gelopen
C
naar school
D
gelopen

Slide 32 - Quiz

Hij is zijn spullen vergeten.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
is
B
is vergeten
C
zijn spullen
D
hij

Slide 33 - Quiz

Hoe vind je
het werkwoordelijk gezegde?
A
Wie/ Wat?
B
Wie/ Wat + onderwerp?
C
Wie/ Wat + persoonsvorm?
D
PV + andere werkwoorden

Slide 34 - Quiz

Ik kan een persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde herkennen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Sondage

Wat ga je doen?
Cursus Grammatica: § 2 ZD Herhaling leerjaar 1 kgt

Klaar? Start met lezen.

Slide 36 - Diapositive

Huiswerk
Cursus Grammatica: § 2 ZD Herhaling leerjaar 1 kgt

Slide 37 - Diapositive