1hv het oog

welke route legt een geluidstrilling af door de onderdelen van het oor? 
-->
-->
-->
-->
-->
gehoorbeentjes trillen
zintuigcellen zetten prikkel om in impulsen
impulsen gaan naar hersenen
geluid zorgt voor trillingen in de lucht
trommelvlies gaat trillen
1 / 54
suivant
Slide 1: Question de remorquage
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

welke route legt een geluidstrilling af door de onderdelen van het oor? 
-->
-->
-->
-->
-->
gehoorbeentjes trillen
zintuigcellen zetten prikkel om in impulsen
impulsen gaan naar hersenen
geluid zorgt voor trillingen in de lucht
trommelvlies gaat trillen

Slide 1 - Question de remorquage

Zet het onderdeel van je oor bij het juiste nummer:
3
4
10
2
7
11
oorschelp
trommelvlies
slakkenhuis
gehoorbeentjes
gehoorzenuw
gehoorgang

Slide 2 - Question de remorquage

Thema 6
Basisstof 5: De ogen

Slide 3 - Diapositive

Kat in het licht.
Kat in het donker.

Slide 4 - Diapositive

Een duif en een kolibri.
Het zicht van deze 2 verschillende vogels is aangepast aan hun manier van eten, vliegen en het zien van hun vijand.
Wat ziet een duif?
Een duif kan heel breed om zich heen kijken. Hij ziet dan niet scherp. Vlak voor zich op de grond kan hij wel scherp zien. Dit is handig bij het voedsel zoeken.

Slide 5 - Diapositive

Wat ziet een slak?
Een slak ziet niet zoveel. Hij ziet geen kleuren. Hij ziet alleen een beetje verschil tussen licht en donker.

Slide 6 - Diapositive

Wat ziet een arend?
Een arend kan vanuit de lucht op een kilometer hoogte zijn prooi zien dankzij zijn bijzonder goede ogen.

Slide 7 - Diapositive

Wat ziet een kikker?
Zijn twee ogen zorgen ervoor dat hij niet tegen een boom knalt als hij rondspringt, maar een kikker ziet slecht en het gebeurt regelmatig dat hij zich vergist als hij een prooi vangt.

Slide 8 - Diapositive

Wat ziet een bij?
Een bij heeft 5 ogen: 2 facetogen en 3 mini-ogen. Mannetjesbijen hebben wel 7500 facetten per facetoog. Een bij ziet vooral groen,blauw en ultraviolet. Ook kan een bij cirkels, kruizen en stervormen zien.

Slide 9 - Diapositive

Wat ziet een slang?
Sommige slangen, bijvoorbeeld de python en de ratelslang, zien infraroodstralen dankzij warmtegevoelige cellen die in kuiltjes aan de voorkant van hun kop zitten. Een slang ziet wazig, maar kan beweging wel goed zien.

Slide 10 - Diapositive

Een kameleon kan zijn ogen onafhankelijk van elkaar bewegen.

Slide 11 - Diapositive



Een paard ziet vooral:
A
groenig blauw
B
gelig grijs
C
blauwig rood
D
zwart wit

Slide 12 - Quiz

Leerdoelen
Na deze les kan je:
- Beschrijven hoe het oog is opgebouwd
- Beschrijven hoe impulsen ontstaan in het oog door lichtprikkels

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Bouw van het oog: buitenkant
Bescherming oog door:


Oogkas

Slide 15 - Diapositive

Bouw van het oog: buitenkant
Traanvocht beschermt oog
tegen uitdroging en
reinigt ogen


Traanbuis leid naar
neusholte

Slide 16 - Diapositive

Bouw van het oog: buitenkant

Slide 17 - Diapositive

Waar dient de ooglens voor?
A
Zorgt dat licht op de gele vlek komt
B
Het houd de pupil altijd open
C
Beschermt het oog
D
Stuurt signalen naar het netvlies

Slide 18 - Quiz

Bouw van het oog: binnenkant
Licht valt op
gele vlek


Blinde vlek =
oogzenuw

Slide 19 - Diapositive

Wat is het verschil tussen de gele vlek en de blinde vlek
A
De gele vlek is groter dan de blinde vlek
B
Blinde vlek heeft minder zintuigcellen
C
Een blinde vlek heeft geen zintuigcellen
D
De gele vlek is geel en de blinde vlek zwart

Slide 20 - Quiz

De adequate prikkel
De juiste prikkel voor de ogen
zijn lichtstralen


Licht direct van lichtbron of
kaatst via object naar het oog

Slide 21 - Diapositive

Licht op het netvlies
Netvlies bevat zintuigcellen
Impulsen gaan naar hersenen

Slide 22 - Diapositive

Hoe ontstaat een impuls in het oog?
A
Een lichtimpuls raakt het netvlies
B
Zintuigcellen in netvlies reageren op lichtprikkel
C
De iris en de lens zetten prikkels om

Slide 23 - Quiz

Pupilreflex
Veel licht
Weinig licht

Slide 24 - Diapositive

Pupilreflex
Spiertjes in de iris
trekken samen

Slide 25 - Diapositive

Je pupillen, dat zwarte gedeelte van je oog, worden groter en kleiner bij minder en meer licht.
veel licht in de omgeving

het is donker in je omgeving

Slide 26 - Diapositive

Opdrachten maken
Thema 6, par 5
zie som en its voor opdrachten

Slide 27 - Diapositive

Volgende les

Hoe werkt het zenuwstelsel?

Slide 28 - Diapositive

Herhaling basisstof 5

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

RUIMTELIJK KIJKEN
met optische Illusies

Wat je (niet)ziet bestaat niet?


Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Sommige optische illusies ontstaan door het plaatsen van (kleur)vlakken naast elkaar. 
Door deze plaatsing maken de hersenen beweging of diepte 

Slide 34 - Diapositive

Test jezelf
Laat jij je door je ogen/hersenen bedriegen? 
Volg de kwis en kom er achter!

Slide 35 - Diapositive


Hoeveel zwarte bolletjes zie je hier?
A
28
B
14
C
7
D
geen

Slide 36 - Quiz


Is het middelste rondje links groter dan het rechter middelste rondje?
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quiz



Zijn de lijnen in dit figuur evenwijdig(recht) of krom?
A
Evenwijdig
B
Krom
C
Geen van beide

Slide 38 - Quiz

Welke lijn is het langst?
Onder of boven
A
Boven
B
Onder
C
Geen van beide

Slide 39 - Quiz


Wat zie je op de afbeelding?
A
Oude vrouw
B
Jonge vrouw
C
Oude en Jonge vrouw
D
Ik zie geen vrouw

Slide 40 - Quiz



Hoeveel poten heeft deze olifant?
A
4
B
5
C
1
D
8

Slide 41 - Quiz



Wat zie je in deze tekening?
A
Een man en een vrouw
B
Een man met een saxofoon
C
Een vrouwengezicht
D
Ik zie alleen vlekken

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Vidéo

Escher
Eeuwige beweging

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Vidéo

Optische Illusies / Gezichtsbedrog: Vanzelf gietende vloeistof! Een optische illusie is verschil tussen realiteit en wat de hersenen denkt te zien. De informatie die is verzameld wordt door het oog verwerkt een beeld in de hersenen. 

Slide 46 - Diapositive

0

Slide 47 - Vidéo

De danseres
Als ze tegen de wijzers van de klok draait, dan gebruik je vooral de linkerhelft van je hersenen. Dat is de helft die zich bezig houdt met cijfertjes, met details, met het concrete...
Als ze in de richting van de wijzers van deklok draait, dan gebruik je vooral de rechterhelft van je hersenen. Die helft houdt zich bezig met meer abstracte zaken, met intuïtie, met beelden...

Daag je zelf uit en probeer de danseres in beide richtingen te zien draaien!

Slide 48 - Diapositive

Slide 49 - Diapositive

Zelf aan de slag!

Verbind de 9 punten met 
elkaar door 4 rechte lijnen
te trekken, zonder je pen
van het papier te halen...

Slide 50 - Diapositive

De oplossing

Een belangrijke eigenschap 
is in staat zijn
'out-of-the-box' 
te denken.


Slide 51 - Diapositive

Optische Illusies / Gezichtsbedrog: Vanzelf gietende vloeistof! Een optische illusie is verschil tussen realiteit en wat de hersenen denkt te zien. De informatie die is verzameld wordt door het oog verwerkt een beeld in de hersenen. 

Slide 52 - Diapositive

Slide 53 - Lien

Vind zo snel mogelijk de hond tussen de panda's

Slide 54 - Diapositive