Les 7 Grammatica woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Lijdend voorwerp

controle vragen 

Je leert over aanwijzende en vragende voornaamwoorden

Theorie doornemen

controle vragen 

Nederlands

Maak de opdrachten bij grammatica woordsoorten

Snap je de theorie? 

Volgende keer:  Leesboek lezen (zie boekenopdracht op Google Classroom)

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

De jongen heeft zijn hond koekjes gegeven?
de jongen =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. werkwoordelijk gezegde

Hoe vaak worden daders op heterdaad betrapt door de politie?
daders =

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. voorzetsel voorwerp
4. persoonsvorm

De coach legde de selectiespelers gisteren de nieuwe tactiek uit.
Gisteren =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Benoem het lijdend voorwerp:
"Ik hang mijn doorweekte jas aan de kapstok"

Benoem het lijdend voorwerp:
De winkelier heeft de klant het artikel gegeven.

Benoem het lijdend voorwerp:
Teken voltooien een levenscyclus in ongeveer drie jaar.

Theorie 

blz 120 

00:21

Waarom heten deze woorden:
aanwijzende voornaamwoorden?

02:02

Aanwijzend voornaamwoord:

1. die
2. welke
3. naar
4. wie

02:50

Wat is een vragend voornaamwoord

Wie heeft het schoolfeest georganiseerd?
'wie' =

1. aanwijzend voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. vragend voornaamwoord
4. betrekkelijk voornaamwoord

Wat heb je gisteren gedaan?

Wat =

1. Vragend voornaamwoord
2. betrekkelijk voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord
4. aanwijzend voornaamwoord

Maak zelf een zin met het vragend voornaamwoord 'wat'.

Welk woord kan géén aanwijzend voornaamwoord zijn?

1. deze
2. dit
3. wat
4. die

Wie zou zo'n reis op die leeftijd ook durven te maken?

1. Wie = een vragend voornaamwoord die = aanwijzend voornaamwoord
2. Wie = een vragend voornaamwoord die = betrekkelijk voornaamwoord
3. Wie = een betrekkelijk voornaamwoord die = aanwijzend voornaamwoord
4. Wie = een betrekkelijk voornaamwoord die = betrekkelijk voornaamwoord

Die vrouw is mijn buurvrouw.
Die is

1. aanwijzend voornaamwoord
2. betrekkelijk voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord

Gaan zij dat echt doen?
'dat' is een:

1. aanwijzend voornaamwoord
2. lidwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. werkwoord

Aan de slag

Maak de opdrachten bij grammatica woordsoorten

Kijk ook nog (voor de zekerheid) het filmpje van de theorie bij Nieuw Nederlands 

Snap je de theorie van anwijzende en vragende voornaamwoorden?

1. Ja
2. nee

Volgende keer

Lees in je leesboek.

Leesboek uit?  Kijk op Google Classroom voor de boekenopdracht.