H7 - deel 2

De basis formule om de kostprijs te berekenen is
A
C/W + W/N
B
C/N + V/W
C
V/W + N/C
D
C/V + N/W
1 / 12
suivant
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

De basis formule om de kostprijs te berekenen is
A
C/W + W/N
B
C/N + V/W
C
V/W + N/C
D
C/V + N/W

Slide 1 - Quiz

Wat zijn proportioneel variabele kosten?
A
variabele kosten nemen steeds langzamer toe
B
variabele kosten nemen steeds dezelfde hoeveelheid toe als productie toeneemt
C
variabele kosten nemen steeds sneller toe

Slide 2 - Quiz

In ons restaurant worden de koffiebonen per kopje koffie goedkoper. Hoe komt dit?
A
Voor ieder product evenveel grondstoffen tegen dezelfde prijs
B
Variabele kosten stijgen bij een stijgende hoeveelheid geproduceerde producten
C
Profiteren van schaalvoordeel door grotere afname koffiebonen

Slide 3 - Quiz

De constante fabricagekosten per product bereken je met de:
A
Normale productie
B
Normale afzet
C
Verwachte productie
D
Verwachte afzet

Slide 4 - Quiz

Bereken de bezettingsgraad?
Een machine heeft een capaciteit om in een week 2.000 stuks te produceren. Door uitval zijn er 1.500 stuks geproduceerd.
A
133%
B
33%
C
75%
D
1,33%

Slide 5 - Quiz

De variabele verkoopkosten per product bereken je met de
A
Normale productie
B
Normale afzet
C
Verwachte productie
D
Verwachte afzet

Slide 6 - Quiz

Tim heeft € 500 aan totale variabele kosten en € 1.000 aan totale constante kosten. De normale productie is 500 stuks en de werkelijke productie is 400 stuks.
Bereken de integrale kostprijs
A
€ 1,-
B
€ 1,25
C
€ 3,25
D
€ 2,-

Slide 7 - Quiz

Hoe bereken je integrale fabricage kostprijs?

Slide 8 - Question ouverte

Een ander woord voor de kostprijs is:
A
verkoopprijs
B
integrale kostprijs
C
winstopslag
D
standaardkostprijs

Slide 9 - Quiz

Wat is een ander woord voor OMZET?
A
Winst
B
Verkoop
C
Opbrengst verkopen
D
Brutowinst

Slide 10 - Quiz

Omzet - inkoopwaarde =
A
Brutowinst
B
Nettowinst
C
Kosten

Slide 11 - Quiz

Arbeidskosten van een bakker
A
fabricagekosten
B
verkoopkosten

Slide 12 - Quiz