Week 45: Lezen: fictie perron 1 - les 1 KGT

Week 45
Fictie perron 1
les 1
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Week 45
Fictie perron 1
les 1

Slide 1 - Diapositive

Aan het eind van deze les
Weet je wat een historisch verhaal is
Ken je de verschillende tijdsonderdelen in een verhaal

Slide 2 - Diapositive

Historische verhalen
Historische verhalen spelen zich af in het verleden. Ze gaan dus over vroeger.
 
Er zijn verschillende soorten historische verhalen:
- Verhalen over historische personages die een rol in de geschiedenis hebben gespeeld. Bijna alle personen in het boek hebben echt bestaan en ook heel veel gebeurtenissen zijn echt. 
- Verhalen over historische gebeurtenissen, dus gebeurtenissen die echt hebben plaatsgevonden. De schrijver gebruikt hierbij historische personages of bedenkt zelf verhaalpersonen die iets meemaken dat echt gebeurd is.
- Verhalen over fictieve gebeurtenissen. Fictief betekent verzonnen, niet echt. De schrijver gebruikt hierbij fictieve personages en fictieve gebeurtenissen die zich afspelen in het verleden. 

Een schrijver die een historisch verhaal wil schrijven, doet eerst onderzoek. Hij (of zij) wil weten wat er precies gebeurd is en welke mensen erbij waren. Ook wil hij weten hoe het leven was in die tijd. Als je historische verhalen leest, krijg je dus veel informatie over vroeger. Alleen weet de schrijver niet wat de mensen toen dachten en voelden. Dat bedenkt hij er zelf bij. 

Slide 3 - Diapositive

Zoek eens een boek op waar een historisch verhaal in geschreven is. Maak een screenshot van de kaft en plaats deze hieronder.

Slide 4 - Question ouverte

De tijd
Elk boek speelt zich in een bepaalde tijd af (verleden, heden of toekomst).
Daarnaast kan de schrijver de volgorde van tijd in zijn verhaal aanpassen. Dit maakt het verhaal vaak spannender. Manieren om dit te doen:

Chronologisch: de schrijver vertelt het verhaal zoals het gebeurt;
Niet-chronologisch: de schrijver maakt tijdsprongetjes naar het verleden of naar de toekomst;
tijd versnellen (flashforward)
tijd vertragen (flashback)

Slide 5 - Diapositive

Flashback en flashforward

Een flashback is een ander woord voor terugblik. Het verhaal neemt de lezer mee naar het verleden. Er komt dan bijvoorbeeld een gebeurtenis die de hoofdpersoon zich herinnert.
Een schrijver gebruikt flashbacks om (meer) informatie te geven, zodat je meer van een persoon te weten komt of een situatie beter kunt begrijpen. 

Een flashforward is een ander woord voor een vooruitblik. Met deze manier verklapt de schrijver al een klein beetje wat er later gaat gebeuren. Het is een vooruitwijzing naar de toekomst. Je wordt als lezer nieuwsgierig gemaakt naar de afloop van het verhaal. Een vooruitblik is vaak veel korter dan een flashback, soms maar een zin. 


Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Wat is een flashback?
A
Een gebeurtenis wordt op chronologische volgorde verteld.
B
Er wordt een sprong vooruit in de tijd gemaakt.
C
Er wordt een sprong terug in de tijd gemaakt.

Slide 8 - Quiz

Flashback
A
Vooruitwijzing
B
Terugblik

Slide 9 - Quiz

Wat is een flashforward?
A
Er wordt iets genoemd wat eerder is gebeurd
B
Er wordt iets genoemd wat later gebeurt
C
Er wordt iets genoemd wat op dit moment gebeurt

Slide 10 - Quiz

Flashforward
A
Vooruitwijzing
B
Terugblik

Slide 11 - Quiz

Wat is chronologisch?
A
Iets wat heel logisch is
B
Een tijdsvolgorde
C
Een volgorde op basis van hoe belangrijk iets is
D
Een complex besef van tijd

Slide 12 - Quiz

Wat is chronologisch?
A
Op volgorde van tijd, beginnend bij het oudste
B
Op volgorde van tijd, beginnend bij het nieuwste

Slide 13 - Quiz

Als er een terugverwijzing in het verhaal staat, is het dan chronologisch of niet-chronologisch?
A
Chronologisch
B
Niet-chronologisch

Slide 14 - Quiz

Opdrachten
Lezen: fictie Perron 1

Maak opdracht 1 t/m 10

Slide 15 - Diapositive