PC heb je nodig voor het inloggen bij ItsLearning.
Praktijktoets Microscoop:
TL: volgt houd ItsLearning in de gaten
Verslag
Proefversie: 17 juni
Eindversie: 28 juni
voor 18.00
Begin met
Lezen 6.1
timer
3:00
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Welkom vandaag
Planning
Lezen
Toelichting theorie
Vragen stellen
Neem plaats (volgens de plattegrond)
Tas op de grond
PC heb je nodig voor het inloggen bij ItsLearning.
Praktijktoets Microscoop:
TL: volgt houd ItsLearning in de gaten
Verslag
Proefversie: 17 juni
Eindversie: 28 juni
voor 18.00
Begin met
Lezen 6.1
timer
3:00
Slide 1 - Diapositive
Waar gaan we het in hoofdstuk 4 over hebben?
6.1 - Prikkels en gedrag
6.2 - Samen leven
6.3 - Een mooier lichaam
6.4 -Zorg voor je huid
6.5 - Niet ziek worden
Slide 2 - Diapositive
leerdoelen
Ik kan uitleggen wat gedrag is.
Ik weet dat gedrag wordt beïnvloed door inwendige en uitwendige prikkels.
Ik weet hoe je een ethogram maakt.
Slide 3 - Diapositive
Wat weet je al of nog?
Inloggen met je eigen naam en
maximaal 2 icoontjes (plaatjes)
timer
1:00
Let op de timer!
Slide 4 - Diapositive
Gedrag
Slide 5 - Diapositive
Wat is gedrag
Het beschrijft alles wat een mens
of dier doet.
Zonder daar een goed
of fout aan te hangen
Slide 6 - Diapositive
Bij het begroeten van zijn baas kun je de volgende handeling zien:
De hond spits zijn oren in de richting van het geluid
Hij kwispelt met zijn staart
Hij rent naar zijn baasje toe
Hij springt tegen zijn baasje op.
Slide 7 - Diapositive
Wat is gedrag?
- Gedrag is alle waarneembare handelingen van een mens of dier.
Verandert steeds door prikkels
uit de omgeving:
- Inwendige prikkels
- uitwendige prikkels
Slide 8 - Diapositive
uitwendige en inwendige prikkel
uitwendig: komt van buiten het lichaam (dingen die je ziet/hoort/voelt/proeft/ruikt zoals we kennen van hoofdstuk 3).
inwendig: PIJN - HONGER - DORST
Slide 9 - Diapositive
Sleutelprikkel
Sleutelprikkel = prikkel die altijd hetzelfde gedrag tot gevolg heeft.
Respons = reactie
Respons op sleutelprikkel is aangeboren.
Slide 10 - Diapositive
Waar komt de oorzaak voor de verandering in gedrag vandaan?
A
Door prikkels van buitenaf
B
Door prikkels van binnenaf
C
Een mening die is veranderd na een gebeurtenis
Slide 11 - Quiz
Sleutelprikkels
Sperren
Baby
Groot hoofd, grote ogen, bolle wangen, korte kin.
Ziet er schattig uit, waardoor ouders de baby gaan verzorgen
Zie ook
hoofdstuk 2.1 waarnemen en
2.5 praten met je lijf
Slide 12 - Diapositive
Gedragsonderzoek
Slide 13 - Diapositive
welke betekenis past het beste bij gedrag?
A
De buurman uitschelden, omdat hij lawaai maakt.
B
Je ziet een blikje drinken. Je maakt het blikje open.
C
alle waarneembare handelingen van een mens of dier.
D
alle dingen die bewegen en leven.
Slide 14 - Quiz
Een prikkel die altijd voor bepaald gedrag zorgt noemen wij een ......
A
Noodzakelijke prikkel
B
Sleutelprikkel
C
Reactie prikkel
D
Overlevingsprikkel
Slide 15 - Quiz
Ethogram
Als je een dier zijn gedrag onderzoekt doe je de handelingen van dat dier in een ethogram.
In een ethogram beschrijf je de handelingen.
Slide 16 - Diapositive
hoe onderzoek je gedrag
je gaat kijken wat een dier doet
je geeft ieder handeling een korte naam, afkorting en omschrijving
je kijkt een bepaalde tijd naar dat organisme
je turft elke handeling
je verwerkt dit overzichtelijk in een staafdiagram
Handeling: is het gedrag in stukjes geknipt
Slide 17 - Diapositive
Gedragsonderzoek
Ethogram
Handeling
Afkorting
Beschrijving
Slide 18 - Diapositive
waarom onderzoeken van gedrag
Je onderzoekt gedrag omdat je iets wilt weten over dat dier
waarom leven er geen olifanten in Nederland?
waarom blijft mijn hond in de mand liggen?
waarom leggen de kippen geen eieren meer?
Slide 19 - Diapositive
Wat is een ethogram?
A
Een grafiek met gedrag van dieren
B
Een tabel met handelingen
C
Een schema van goed of slecht gedrag
Slide 20 - Quiz
Om het gedrag van een dier sneller op te schrijven geven we ze een..
A
Nummertje
B
Afkorting
Slide 21 - Quiz
Een hond heeft honger, hij krijgt zijn voerbak gevuld met brokken. Wat is de voerbak voor de hond?
A
Een makkelijk hapje
B
Een waarneming
C
Een prikkel
D
Een reactie om te gaan eten
Slide 22 - Quiz
leerdoelen
Ik kan uitleggen wat gedrag is.
Ik weet dat gedrag wordt beïnvloed door inwendige en uitwendige prikkels.
Ik weet hoe je een ethogram maakt.
Slide 23 - Diapositive
Huiswerk Havo/VWO
Doorlezen 6.1+6.2
Maken 6.1 Opgave 1 t/ m 12
Huiswerk TL
Doorlezen 6.1+6.2
Maken 6.1 Opgave 1 t/m 14
Klaar?
Antwoorden nakijken en eventueel verbeteren.
Filmpjes bekijken zie ItsLearning
Slide 24 - Diapositive
Wat gaan we deze les doen?
Hoe leren dieren en mensen?
Hoe train je dieren?
Moet je alles leren?
Kunnen jonge dieren beter leren?
Slide 25 - Diapositive
Hoe leren dieren en mensen?
Jonge dieren en kinderen spelen heel erg veel. Ze leren door het gedrag van hun ouders na te bootsen, dit noemen we imiteren.
Op de afbeelding hiernaast kan je zien dat alle jonge welpjes hun moeder na doen, hierdoor leren ze water te drinken uit een poel.
Slide 26 - Diapositive
Hoe leren dieren en mensen?
Jonge welpjes leren door te imiteren om te jagen.
De eerste paar keren dat hij op jacht gaat stapt hij misschien op een takje waardoor zijn prooi vlucht.
Elke keer dat hij probeert komt hij een stukje dichter bij zijn prooi totdat hij hem uiteindelijk grijpt.
Door het herhalen gaat het jagen steeds beter, dit noemen we leren door te oefenen.
Slide 27 - Diapositive
Jij hebt ook veel geoefend!
Mensen leren ook door te imiteren en te oefenen, zo leerde jij vroeger schrijven op de basisschool.
Fietsen doe je nu zonder erbij na te denken.
Echter moest je vroeger veel oefenen om het stuur goed vast te houden, te blijven staan of om optijd te remmen.
Mensen kunnen ook iets leren zonder dat ze het gezien of gehoord hebben, dit noemen we inzicht.
Slide 28 - Diapositive
Hoe train je dieren?
Als een wolf in de natuur honger heeft gaat hij opzoek naar voedsel, als hij een prooi ziet probeert hij die te vangen. Honger is een inwendige prikkel en de prooi een uitwendige prikkel.
Deze twee prikkels gebruik je ook als je een hond wilt trainen. Je gaat de hond trainen als hij zin heeft in eten. Als hij een commando goed opvolgt krijgt hij een brokje, dit brokje is voor de hond een beloning.
De hond krijgt geen brokjes als hij niet gehoorzaamd, dit noem je straf.
In het opvoeden van dieren maak je veel gebruik van belonen en straffen, vaak werkt belonen beter dan het straffen van een dier.
Slide 29 - Diapositive
Moet je alles leren?
Gedrag dat je vanaf de geboorte al hebt noem je aangeboren gedrag.
Pasgeboren dieren zoals biggen hebben het aangeboren gedrag om hun bekje open te doen bij het zien, ruiken of voelen van een tepel. De tepel is de sleutelprikkel.
Wanneer na een prikkel gelijk dezelfde reactie volgt noemen wij dit een reflex.
Het zuigen van de jonge biggetjes noemen we daarom een zuigreflex.
Slide 30 - Diapositive
Moet je alles leren?
De zuigreflex verdwijnt wanneer een biggetje opgroeit.
Sommige reflexen heb je voor het leven, bijvoorbeeld wanneer je jouw hand in het vuur steekt en je deze meteen wegrukt.
Dieren hebben ook beschermende reflexen. Als je naar een hond een snelle beweging maakt, dan maakt hij zich klein door in elkaar te duiken en zijn staart tussen zijn poten te hangen.
Slide 31 - Diapositive
De omkeerreflex bij katten
Slide 32 - Diapositive
Kunnen jonge dieren beter leren?
Als een jonge gans uit het ei komt, volgt hij gelijk de moedergans.
Het kuiken kan dit alleen in de allereerste dagen van zijn leven leren, dan is hij hier gevoelig voor.
Het leren in een korte gevoelige periode heet inprenting.
Slide 33 - Diapositive
Gedragsonderzoek
Ethogram
Protocol
Slide 34 - Diapositive
Sleutelprikkels zijn soms afhankelijk van de leeftijd van een dier.
In de afbeelding kan je zien dat de sleutelprikkel voor het sperren verandert als de kuikens ouder worden. 1. blinde kuikens reageren op een tik tegen het nest 2. als de ogen open zijn, sperren de jonge vogels naar alles wat zich boven het nest begeeft 3. Als de kuikens wat ouder zijn moet een voorwerp minstens 3 mm. dik zijn voordat ze reageren 4. voor oudere vogels moet het voorwerp een bocht hebben voordat de beestjes hun bek openen.