Stijl 2F: u/uw, jou/jouw, me/mijn

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

U / Uw drankje is inmiddels niet meer zo koud.

1. U
2. Uw

Je moet het (me / mijn) maar niet kwalijk nemen.

1. me
2. mijn

(Me / Mijn) zusje is gisteren vijf jaar geworden.

1. Me
2. Mijn

Van (u / uw) had ik dat niet verwacht.

1. u
2. uw

Dat boek van (jou / jouw) is niet gekaft.

1. jou
2. jouw

Van (mij / mijn) moeder hoef je geen medelijden te verwachten.

1. me
2. mijn

Moet dat konijn van (jou / jouw) niet gevoerd worden?

1. jou
2. jouw

Is (jou / jouw) lippenstift nou rood of roze?

1. jou
2. jouw

Die kat van (u / uw) is best brutaal.

1. u
2. uw

Nou, die vader van (jou / jouw) heeft ons allemaal perplex doen staan!

1. jou
2. jouw

Wanneer gebruik je 'me / mijn', 'u / uw' en 'jou / jouw'?

Verwijswoorden

A. Ik geef jou cadeautjes

B. Ik geef jouw cadeautjes

Wat is het verschil tussen zin A en B?

H4 Verwijswoorden

De verwijswoorden me, mij en mijn lijken erg op elkaar. Je kunt ze daarom ook heel gemakkelijk verkeerd gebruiken. Dit geldt ook voor de verwijswoorden je, jou en jouw.

Goed onthouden:

• Kijk of het verwijswoord een bezit is

De verwijswoorden me, mij en mijn lijken heel erg op elkaar.

Je kunt ze daarom ook gemakkelijk verkeerd gebruiken.

Dit geldt ook voor de verwijswoorden je, jou en jouw.

Je gebruikt

mijn jouw je	als er een bezit achter staat	In dat lokaal ligt mijn jas. Wat is jouw mening over de auto? Misschien moet hij je broer even bellen.
mij me jou je	als er geen bezit achter staat	Waarom luister niemand naar mij ? Gisteren vroeg Sanne me om advies. De docent gaf jou de toets terug. Wil je die schoenen even aangeven?

DUS NIET

Me laptop

Me tante

Me telefoon

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

MAAR WEL

Mijn laptop

Mijn tante

Mijn telefoon

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl

Wat is goed?

1. Het is me boek.
2. De fiets is van jouw.
3. Het is jouw geit.
4. De geit is van mijn.

Vul in...
De jongen liet ....... voorgaan in de winkel.

1. jou
2. jouw

Geef me.....................boek eens terug.

1. mijn
2. me

Jij doet....................jas aan

1. jou
2. jouw

maken.wikiwijs.nl