3.1 en 3.2


Nederlands
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon


Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Terugblik

Slide 2 - Diapositive

De persoonsvorm is altijd een werkwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Zoek de persoonsvorm(en):
Wanneer je niet snel reageert, is het niet meer mogelijk te komen.

Slide 4 - Question ouverte

Grammatica en spelling (B-boek)
H 3                    WERKWOORDSPELLING (blz. 175 e.v.)

3.1                      Persoonsvorm in de t.t.
3.2                     Persoonsvorm in de v.t.
3.3                     Voltooid en tegenwoordig deelwoord
3.4                     Engelse werkwoorden

Slide 5 - Diapositive

Lesdoel
3.1 Je spelt de pv in de t.t. correct

3.2 Je spelt de p.v. in de v.t. correct

Slide 6 - Diapositive

Hoe goed ben je in werkwoordspelling?
0100

Slide 7 - Sondage

De pv in de t.t.
Je hoort of je een -t moet schrijven door het werkwoord te vervangen door een vorm van lopen.

Loop je?
Vind je?

Loopt je vriend?
Vindt je vriend?

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Wij stellen het op prijs als je zijn toets zo spoedig mogelijk beoordeel_ .
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt

Slide 10 - Quiz

De student studeer_ hard voor zijn diploma.
A
studeert
B
studeerd
C
studeerdt

Slide 11 - Quiz

Vin_ je het een probleem om die toets nog even uit te stellen?
A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 12 - Quiz

Wij vertrouwen erop dat u zijn cijfer goed bereken_.
A
berekend
B
berekent
C
berekendt

Slide 13 - Quiz

Wor_ je manager ook geïnterviewd door die journalist?
A
word
B
word
C
wordt

Slide 14 - Quiz

De p.v. in de v.t. 
  • Sterke ww's
De klinker verandert in de verleden tijd.

De directie vindt het een goed voorstel.
De directie vond het een goed voorstel.

Verleden tijd: nooit -dt!



Slide 15 - Diapositive

De p.v. in de v.t. 
  • Zwakke  ww's: 

Enkelvoud: ik-vorm + te/de
Meervoud: ik-vorm + ten/den

't ex-fokschaap






Slide 16 - Diapositive

Wat is de verleden tijd van het werkwoord verven?
A
ik verfte
B
ik verfde

Slide 17 - Quiz

Wat is de verleden tijd van zweven?
Hij zweef....
A
zweefde
B
zweefte

Slide 18 - Quiz

Wat is de verleden tijd van raden.
Hij raad...
A
raade
B
raden
C
raadde
D
raadt

Slide 19 - Quiz

De verleden tijd van mixen is?
A
mixde
B
mixte

Slide 20 - Quiz

Kies de juiste zin in de verleden tijd:
A
De kok braadt vlees.
B
De kok braad vlees.
C
De kok braadde vlees.
D
De kok braade vlees.

Slide 21 - Quiz

Wat is de verleden tijd van branden?
Hij bran...
A
branden
B
brandden
C
brande
D
brandde

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Schrijf een e-mail
  • Stel je eerst even voor en vertel hoe jouw vakantie is geweest. 
  • Daarna vertel je hoe de start van dit schooljaar is geweest. Hoe heb je deze start tot nu toe ervaren? Wat vind je tot nu toe leuk en wat vind je minder leuk?
  • Welke opleidingen heb je gedaan en waar werk je?
  • Wat is jouw grote droom en wat zijn je doelen?
  • Tenslotte vertel je wat over jezelf m.b.t. het vak Nederlands. Wat vind je moeilijk? En wat gaat je goed af? Wat wil je dit schooljaar bij het vak Nederlands leren? En wat heb je daar voor nodig?
  • Wat je verwacht je van je docent Nederlands en wat kan de docent van jou verwachten?
  • Daarna sluit je je e-mail op een gepaste wijze af.


Slide 24 - Diapositive

Aan de slag
Gramm 3.1, opdracht 2
Gramm 3.2, opdracht 1, 2

KLAAR?
De extra opdrachten


timer
20:00

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

tot de volgende les

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive